TVN Home » Nieuwsbrief » artikelen » Het oplossen van de illusie van afgescheidenheid, Shirley J.Nicholson

Het oplossen van de illusie van afgescheidenheid, Shirley J.Nicholson

16 juli 2015

In overeenstemming met de esoterische traditie door de eeuwen heen benadrukte Madame Blavatsky dat er maar Een Leven is, ‘eeuwig, onzichtbaar maar toch alomtegenwoordig.’In de eerste grondstelling in de Proloog van De Geheime Leer verwijst zij naar de fundamentele basis van de theosofie als een ‘alomtegenwoordig, eeuwig,, grenzeloos en onveranderlijk PRINCIPE’ waaruit alle bestaan ontstaat. Verderop zegt zij: ‘Het Bestaan is één, niet zomaar een verzameling dingen die met elkaar verbonden zijn. Fundamenteel is er één wezen.

Als u een lid van de Theosofische Vereniging of een bestudeerder van esoterische filosofie vraagt over het fundamentele principe van theosofie, zegt hij: ‘uniciteit’, ‘eenheid’. Wij zijn het erover eens dat onder alle verscheidenheid en schijnbare verschillen die wij dagelijks ervaren er maar één fundamentele Realiteit ligt.

Wijlen de internationale theosofische leraar Ianthe Hoskins herhaalde in haar Blavatsky Lecture van 1950 dat er ‘maar Eén Ding’ is. Zij gebruikt deze zin bijna als een mantra, niet alleen in deze lezing maar in haar vele presentaties van theosofie. Zij geeft toe dat theosofen het eens zijn met deze propositie maar dat wij er mentale bedenkingen over hebben. Wij bewijzen haar alleen lippendienst. ‘De meerderheid van de mensen genieten normaliter niet  enig bewustzijn van het feit van eenheid.’ Verschillen en afgescheidenheid zijn reëler. ‘Ofschoon wij met autoritaire zekerheid verklaard horen dat afgescheidenheid een illusie is, is het in onze huidige staat van bewustzijn geen illusie maar de meest overtuigende realiteit van de dagelijkse ervaring, en één waarbij het ontkennen ervan niet in staat lijkt om haar te vernietigen’ (Hoskins, p.11).

Volgens Ianthe is eenheid geen werkelijkheid voor ons, op een enkele gelegenheid na. Toch hebben sommigen eenheid uit de eerste hand kunnen ervaren en zij hebben geloof getransformeerd tot zeker weten. George Arundale bijvoorbeeld beschrijft in zijn boek Nirvana zijn ervaring in een sinaasappelboomgaard. Hij was al enige tijd af en aan het nadenken geweest over eenheid. Op een dag, terwijl hij keek naar de sinaasappelbomen in de vallei beneden hem: ‘… had ik plotseling het gevoel mij op een vreemde, wonderbaarlijke manier te identificeren met de sinaasappelbomen, met hun hele leven en wezen. Ik stond voor mijn raam, en toch was ik ook in de sinaasappelboomgaard – ja zelfs, ik was de sinaasappelboomgaard. Het was bijna alsof mijn bewustzijn knipperde tussen George Arundale als George Arundale en George Arundale als de sinaasappelboomgaard. Ik was twee entiteiten en toch één.’ (Hoskins, p.9-10). Arundale ontdekte zelf de realiteit van Eenheid.

Ianthe stelt twee vragen:

  1. ‘Aangezien eenheid een feit is en bewustzijn van eenheid eerder uitzondering is dan regel, waarom kennen wij eenheid dan niet?’
  2. ‘Hoe kunnen wij eenheid leren kennen?’  (Hoskins, p.10)

Met betrekking tot haar eerste vraag over waarom wij eenheid niet kennen, ook al geloven wij erin, herinnert Ianthe ons eraan dat er altijd, vanaf het eerste begin van manifestatie, maar Eén geweest is zonder tweede. De velen ontstaan binnen het Ene. Ofschoon vanuit het gezichtspunt van de delen de toestand van afgescheidenheid reëel genoeg is, is het niet bestaand vanuit het gezichtspunt van het geheel. Alleen in de persoonlijkheid voelen wij onszelf afgescheiden en niet ondergedompeld in het Ene. ‘Het is hier, in de menselijke persoonlijkheid, dat het probleem van afgescheidenheid ervaren wordt met acute en pijnlijke intimiteit.’ (Hoskins, p.11).

Met ‘persoonlijkheid’ verwijst Ianthe natuurlijk naar het ‘lager zelf’ in het theosofische model van een mens, het fysiek lichaam, het astraal of emotioneel voertuig, en het lager of concrete denkvermogen. Het lager denkvermogen is verdelend. Zijn taak is het onderscheid te maken en onze waarnemingen te scherpen. Maar bij het onderscheid raken emoties betrokken en het gevoel van ego, van een afgescheiden identiteit te zijn. Dan ontstaan er beladen polariteiten zoals Israëlisch en Palestijns, Soennitische en Sjiïetische islam, rechter en linkervleugel, juist en onjuist. Op een fundamenteler niveau maken wij onbewust onderscheid tussen onszelf en alle anderen – tussen het ik en al het andere in het universum. Dit is de fundamentele scheiding tussen subject en object die het zelf afscheidt van al het andere.

Dit gevoel van isolatie en afgescheidenheid is niet in de persoonlijkheid ingebed. Het is niet onvermijdelijk. Radha Burnier stelt de vraag: ‘Waarom moet het denkvermogen alles beschouwen als “ander”?’ (Burnier, p.14). Zij vertelt ons dat ‘wij verdeeldheden hebben geschapen door ons denken; wij zijn erin geconditioneerd.’ (p.17). De persoonlijkheid kan functioneren zonder te rusten op het gevoel van egoïsme dat ontstaan is in het lager denkvermogen. Dit is niet onze enige manier van waarnemen en functioneren.

Ianthe’s tweede verklaring waarom wij zelf geen eenheid kennen is dat wij ons identificeren met vorm. ‘Het gevoel van afgescheidenheid dat ervaren wordt in de persoonlijkheid ontstaat uit de identificatie van het Zelf met de tijdelijke vormen waarmee het geassocieerd is in de drievoudige wereld van menselijke ervaring’(p.12). Op ieder niveau van bewustzijn herhalen wij ‘de fout van identificatie met een vorm [het astraal lichaam, het mentaal lichaam, enz.] , en zo herbevestigen wij het feit van verschil en afgescheidenheid’(p.13). Wij slagen er niet in onszelf te kennen zoals wij waarlijk zijn, maar zoeken veiligheid in vormen die veranderlijk zijn en van voorbijgaande aard. Wij neigen ertoe over onszelf te denken als solide en onveranderlijk.

Ik zou er aan toe kunnen voegen dat wij ons in de persoonlijkheid vooral identificeren met het lager denkvermogen, dat de oorzaak is van het gevoel van zelf. In het boeddhisme wordt deze identificatie het egoklampen genoemd. Hier verwijst ‘ego’ naar het gevoel een onafhankelijk, afgescheiden zelf te zijn dat persoonlijk betrokken raakt bij wat alleen maar onpersoonlijke gebeurtenissen zouden kunnen zijn.

De Boeddha leerde dat het afgescheiden zelf een illusie is. Alles is onderling afhankelijk, niets zou kunnen bestaan zonder de hele kosmos en alles wat daarin is. De boeddhistische leraar Thich Nhat Hanh spreekt over ‘interzijn’. Hij houdt een zonnebloem omhoog en wijst erop dat deze niet kon bestaan zonder zon, wolken die regen veroorzaken en aarde als voedsel. Hij had er ook immateriële factoren aan kunnen toevoegen zoals de zwaartekracht die de bloem op zijn plaats houdt en het magnetisch veld van de aarde dat haar beschermt tegen dodelijke kosmische stralen.

Ons gevoel van afgescheidenheid is een langdurige gewoonte. Gedurende vele leven hebben wij een schijnbaar stabiel centrum opgebouwd – ‘ik’ of ‘mij’- uit de stroom van gedachten, gevoelens en herinneringen. Wij scheppen onbewust een referentiepunt, het zelf, uit onze constant voortvloeiende ervaringen. Maar dit ‘ik’ fluctueert; het is niet te vinden door introspectie. De filosoof David Hume concludeerde dat hij ‘niets anders was dan een bundel of verzameling van verschillende waarnemingen, die elkaar opvolgen met een onvergelijkelijke snelheid, en die in een voortdurende staat van flux zijn’ (geciteerd in Wilber, p.79). I.K. Taimni, de theosofische leraar en auteur, had hetzelfde inzicht. ‘Het gevoel van “ik” is slechts een speld die herinneringen en ervaringen bijeenhoudt in één samengesteld geheel’ (Taimni, p.122). Wij zijn niet een element van de bewustzijnsstroom. Wij zijn het bewustzijn zelf dat de passerende stroom van gedachten, herinneringen en gevoelens ervaart.

Aan de mytholoog op leeftijd Joseph Campbell werd in een televisiegesprek met journalist Bill Moyers gevraagd hoe hij dacht over ouder worden en sterven. Campbell zei dat hij het niet erg vond: ‘Wat ben ik, het licht of de peer?’ Hij zag in dat wij allen atma zijn, het bewustzijn dat ligt onder al onze voorbijgaande levens en ervaringen, niet de lichamen waar het doorheen werkt.

Misschien is het onszelf als ego voelen zoals het zou moeten zijn voor het huidige stadium van evolutie van de mensheid. De theosofie leert ons over een grote cyclus van involutie en evolutie voor de ‘pelgrim’, de monade of de innerlijke kern van ons wezen. Toen mevrouw Blavatsky het had over Ego (niet ego) als datgene in ons wat reïncarneert, schreef zij: ‘Het Ego begint met goddelijke bewustzijn; geen verleden, geen toekomst, geen afgescheidenheid. Het duurt lang voor het beseft dat het zichzelf is. Pas na vele geboorten begint het te ontdekken, door deze collectiviteit van ervaringen, dat het individueel is. Aan het eind van zijn reïncarnatiecyclus is het nog steeds hetzelfde goddelijk bewustzijn, maar nu is het geïndividualiseerd Zelfbewustzijn geworden.’ (Blavatsky, deel V, p.552)

Ianthe brengt deze verklaring tot zijn logische conclusie door W.H. Carrington te citeren: ‘Als wij dit proces zien wanneer het tot het uiterste volvoerd is, concluderen wij dat de laatste staat er één zal zijn waarin het bewustzijn van ieder van dezelfde omvang is als het universele bewustzijn, en toch het gevoel van individualiteit behoudt dat verworven is in het eerste deel van het totale proces.’ (Hoskins, p.15, uit Three Essays on Consciousness)

Wij bevinden ons maar een klein stukje voorbij het midden van deze grote cyclus. Daarom overheerst nog steeds de vormkant in ons, hetgeen, zoals Ianthe al zei, leidt tot een gevoel van afgescheidenheid. Bovendien zijn wij op het punt waar het vijfde wortelras, dat de nadruk legt op de ontwikkeling van het denkvermogen, samenvalt met het vijfde onderras, dat ook mentale ontwikkeling accentueert. Zo karakteriseert het denkvermogen, dat in zijn lager aspect afgescheidenheid en verdeelheden benadrukt, vooral ons tijdgewricht.

Toch hoeven wij niet te wachten tot de evolutiecyclus ons met een boog een gevoel van eenheid inschiet. De potentie ligt nu al in ons. Mevrouw Burnier zegt ons dat er ‘een staat van bewustzijn is waar universele broederschap een realiteit is’ (p.6). Zij beschrijft deze staat, die een revolutie in bewustzijn beduidt: ‘De fundamentele verandering is dus vanuit zelfzucht, dat ook egoïsme, gepreoccupeerd zijn met het zelf enzovoort is, naar een staat van sympathie, harmonie en eenheid, waar het welzijn van andere mensen wordt gezien als van even groot zo niet groter belang dan ons eigen welzijn.’ (p.13)

In deze staat identificeren wij onszelf niet langer met het kleine zelf, de persoonlijkheid. Wij hebben barrières en obstakels overwonnen naar wat wij fundamenteel zijn – Atman, zuiver bewustzijn, waarin er geen verdeling is in ‘mijn bewustzijn’ en ‘jouw bewustzijn’; er is maar één onverdeeld bewustzijnsveld.

Hoe   zouden wij deze staat kunnen bereiken? Wat is het antwoord op Ianthes vraag? Hoe kunnen wij eenheid leren kennen? Ianthe suggereert dat religieuze aanbidding en training ons bewust kunnen maken van een breder leven voorbij dat van de persoonlijkheid. Of wij kunnen de rechtstreekse route nemen van Zelfrealisatie. Zowel mystiek als occultisme bieden technieken die ons leiden tot het afleggen van het persoonlijk leven en uiteindelijk tot ‘het onmiddellijk begrijpen van het Ene’. Ik zou ook kunnen suggereren dat het werk van I.K. Taimni, The Science of Yoga, een vertaling van en commentaar op de Yoga Soetra’s van Patanjali, een voorbeeld is van een filosofie en training die kan leiden tot bevrijding van het persoonlijk zelf en transcendente realisatie van het Ene.

Er zijn veel trainingen die ons kunnen helpen een geestestoestand te cultiveren die resoneert met de transcendentale toestanden van eenheid zoals gerealiseerd door yogis in een hoge staat van samadhi. Trainingen op het niveau van de persoonlijkheid kunnen op zich ons niet verlossen van de beperkingen ervan. Maar zij kunnen de grondslag leggen in ons dagelijks leven voor de directe realisatie dat wij het Zelf zijn, dat wij één zijn met allen en dat altijd geweest zijn.

Pema Chodron, een Tibetaanse non die een populaire lerares Boeddhisme is, geeft trainingen om barrières tot het gevoel van eenheid op te lossen.  (De titel van dit artikel is gebaseerd op haar leringen). Zij beveelt het aantappen van het ‘goede hart’ dat wij al hebben, met eigenschappen zoals affectie, sympathie, mededogen en dankbaarheid. Als wij deze gevoelens koesteren, rekken wij het hart op voorbij wat het gewoonlijk voelt en dan wordt het groter en sterker (Chodron, band 1).

Chodron wijst er op dat wij in deze moeilijke tijd ertoe neigen ons hart te verharden om onszelf te beschermen. Maar zulk verharden werpt barrières op tegen eenheid. Zij suggereert dat wij het zachter worden kunnen oefenen door te letten op onze fysieke reacties wanneer wij ons bekritiseerd voelen, bedreigd, beledig, angstig. Als wij merken dat wij dichtklappen en verharden, kunnen wij onszelf expres opdracht geven te ontspannen en de plexus solaris te verzachten en de gespannen spieren in de kern van het lichaam. Dit zal ons meer doen openstaan jegens anderen en vriendelijker maken. Als wij er een gewoonte van maken ons bewust te ontspannen, ons open te stellen en onszelf zachter te maken hebben wij misschien nog steeds te maken met een moeilijke situatie, maar zij zal  benaderd worden met een heel andere geestesgesteldheid. Bovendien gaan we ons realiseren dat anderen dezelfde barrières voelen als wij en dan voelen wij verwantschap met hen (Chodron, banden 1 en 2).

U kent misschien of denkt misschien aan andere oefeningen en houdingen die ons de weg wijzen naar besef van het Ene. Hier volgen enkele suggesties:

Let op lichamelijke gevoelens en reacties wanneer u een sterke afkeer voelt jegens iemand. Degenen aan wie wij een hekel hebben vertegenwoordigen misschien onze ‘schaduw’, de delen van ons eigen zelf die wij niet kunnen accepteren, waardoor die onbewust worden en vaak geprojecteerd worden op iemand anders.

Wanneer wij onszelf verdedigen, zouden wij eens moeten kijken om te zien wat ons bedreigt. Zelfverdediging is gewoonlijk gebaseerd op gebrek aan veiligheid en het zich vastklampen van het ego. Het kan hints geven over de werking van het denkvermogen met betrekking tot gehechtheid aan de persoonlijkheid.

Als oefening om bewust te worden van de reactie van het lichaam op uiterlijke situaties, denk  eens aan iemand die u bemint en bewondert, bij wie u zich op uw gemak voelt. Let op uw lichamelijke gevoelens, gespannenheid of ontspannenheid, starheid of expansionisme. Denk vervolgens aan iemand met wie u problemen heeft en door wie u zich bedreigd voelt. Let weer op lichamelijke gevoelens. Bij het gevoelig worden voor dergelijke sensaties kunnen wij leren de houding van polarisatie of oppositie af te wenden. Dan kunnen wij luisteren naar anderen en hun gezichtspunten serieus overwegen.

Wij kunnen proberen de gewoonte te doorbreken van het altijd zien van de dingen als afgescheiden eenheden door te denken aan heelheden, systemen, relaties, niet alleen maar aan geïsoleerde dingen en gebeurtenissen. Wij kunnen oefenen in het kijken naar dingen alsof ze niet substantieel zijn, veranderlijk, in een stroomversnelling, in plaats van star en solide. Wij kunnen ons de visie voorstellen van de quantum mechanica, waarbij alles rust op subatomaire deeltjes die voortdurend in beweging zijn. Probeer af en toe te concentreren op de ruimte tussen voorwerpen, veeleer dan op de voorwerpen.

Het contempleren en mediteren over een Wezen of principe dat groter is dan wijzelf helpt de cocon van het ego te verbreken, evenals het reiken naar alle wezens in welbehagen en zegen.

Probeer u een paar minuten te concentreren op de ruimte, eerst uw directe omgeving, dan  ervaren dat uw bewustzijn de kamer vult, het huis of gebouw, de stad, de staat, het land, de wereldbol, het zonnestelsel, de ruimte, en dan stap voor stap terugkeren naar de directe omgeving. Let op wat dit doet met uw staat van bewustzijn.  (Probeer niet meteen daarna een auto te besturen).

Oefeningen als deze kunnen de diepgewortelde gewoonte doorbreken van het denken aan onszelf als bepaald, beperkt en permanent afgescheiden van andere bepaalde en permanente wezens. Zij beginnen ons ons ware, vereende Zelf te tonen achter de steeds veranderende persoonlijkheid. Deze manier van naar onszelf kijken wordt verder besproken met en beschreven door dr. R. van der Hecht: ‘Voor mij betekent regeneratie het weer terecht komen bij onze eigen essentie. Ons lichaam, onze emoties en gedachten zijn niet ons echte zelf. Maar wanneer wij onszelf niet langer vereenzelvigen daarmee, wanneer het kleine zelf, de persoonlijkheid vergeten wordt, dan kunnen wij tot ons ware zelf komen, en dit is het ene universele leven in alles.’(Burnier, p.74)

Met dit besef bereiken wij die staat van bewustzijn die mevrouw Burnier omschrijft als  ‘waar broederschap een realiteit is’. Het wordt onze natuurlijke en spontane gemoedstoestand. Dan hebben wij de illusie van afgescheidenheid opgelost, althans voor het ogenblik.

Verwijzingen

Blavatsky, H.P.,  The Secret Doctrine, The Theosophical Publishing House (TPH), Adyar, India, 1938.

Bowen, Robert, Madame Blavatsky on How to Study Theosophy, TPH Adyar, 1997.

Burnier, Radha, Human Regeneration: Lectures and Discussions, Amsterdam: Theosofische vereniging in Nederland, 1990.

Hoskins, Ianthe H., The Science of Spirituality, London: The Theosophical Society in England, 1979.

Chodron, Pema, The Love that Never Dies, Portage, MI, USA: Great Path Tapes and Books, 1997. (Distributed by Sounds True, Boulder, CO, USA, www.soundstrue.com.)

Taimni, I.K., The Way of Self-Discovery, Wheaton, IL, USA:TPH, 1970.

Wilber, Ken, The Spectrum of Consciousness, Wheaton, IL:TPH, 1977.

In afgescheidenheid ligt de grote ellende van de wereld;

In mededogen ligt de ware kracht van de wereld.

Gautama Boeddha

Uit: The Theosophist van december 2006

Vertaling: A.M.I.

Mevrouw Shirley J.Nicholson is vele jaren lid van de TS in Amerika geweest, en de schrijver van vele boeken, waaronder Oude Wijsheid, modern inzicht. Zij is in 2013 overleden.