TVN Home » Tijdschrift Theosofia » Archief » 2006 » December » De drievoudige evolutie,Els Rijneker
Els Rijneker

De drievoudige evolutie,Els Rijneker

Mw. H.P. Blavatsky spreekt in deel II van “ De Geheime Leer, de synthese van wetenschap, godsdienst en wijsbegeerten ” (hierna GL) op blz. [109], over “de geheimenis der evolutie, welke drie wegen – de geestelijke, de psychische en de stoffelijke – volgt”.

Op de blz. [181-182] van deel I staan de volgende passages: Er zijn drie afzonderlijke ontwerpen van evolutie, die overal in ons stelsel onontwarbaar zijn samengeweven en verbonden: 1. de Monadische of geestelijke evolutie heeft te maken met de groei en de ontwikkeling van de Monade naar nog hogere toestanden van werkzaamheid en gaat samen met 2. de Verstandelijke en 3. de Stoffelijke evolutie. Elk stelsel heeft zijn eigen wetten; elk is in de samenstelling van de mens, de Microcosmos van de grote Macrocosmos, vertegenwoordigd. De kloof die bestaat tussen geest en stof wordt gedempt door de evolutiekracht van het Begrips- en Denkvermogen. Het is de vereniging in de mens van deze drie stromingen die hem maakt tot het samengestelde wezen dat hij thans is.

De mens is “de levende schakel tussen hemel en aarde”. GL II [370]

De drievoudige evolutie wordt door G. Barborka besproken op blz. 189-210 van  “ Het Goddelijk Plan ” (Amsterdam 1973). In het kader van mijn zoektocht door De Geheime Leer , het thema van deze zomerschool, wil ik van die drievoudige evolutie vooral de ontwikkeling van het menselijk denkvermogen, die schakel tussen geest en stof, nader uitdiepen.

Els Rijneker is sinds juni 1998 deelnemer aan de nationale studiegroepen van de TVN in Amsterdam.

Dit artikel is een weergave van een inleiding gehouden voor de zomerschool van de TVN op 10-07-2004.

Dit artikel komt ook als top-artikel op de website www.theosofie.nl

Theosofia 107/6 · december 2006        219

Graag wil ik eerst duidelijk benadrukken dat wij, zoals wij hier samen bijeen zijn, allemaal zoekers naar waarheid zijn. Niemand van ons kan ooit “het definitieve antwoord” hebben op welke vraag dan ook, zeker daar waar wij ons willen bezighouden met nauwelijks te verwoorden abstracte begrippen , met zaken die ons begripsvermogen eigenlijk te boven gaan. De waarheid kan alleen diep van binnen ervaren en vaak niet in woorden weergegeven worden. Bij mijn onderzoek en studie is het eigenlijk altijd zo gegaan dat ik steeds slechts een deel kon opnemen, maar dat ik hetzelfde verhaal langzamerhand in allerlei situaties ging herkennen, overigens zonder dat ik daar direct concreet de vinger op kon leggen. We nodigen u van harte uit om in dit weekend samen de naar voren gebrachte punten nader te onderzoeken, om er in de gespreksgroepen dieper op in te gaan, zodat wij mogelijk een glimp kunnen opvangen van de essentie ervan en dit kunnen integreren in ons dagelijks leven.

Wat is evolutie?

Deze term komt uit het Latijn: evolvere= naar buiten doen rollen, ont- wikkeling. Van Dale, groot woordenboek der Nederlandse taal : geleidelijke ontwikkeling tot iets anders, tot iets hogers of beters. Wijsheidstradities wijzen erop dat ontwikkeling in feite steeds te maken heeft met bewustzijn. Als het stoffelijke aspect zich ont- wikkelt, dan is dit een in- wikkeling (= involutie) van het geestelijke aspect dat dan als het ware met stof bekleed wordt. Geest en stof zijn in feite één; het zijn twee aspecten van het Ene die elkaar doordringen (over dit Alomvattende Ene is gisteren gesproken). Geoffrey Farthing (onlangs overleden) vermeldt in zijn brochure “ Theosophy: Its Beneficent  Potentialities ” (NB: in 6 delen vertaald in Theosofia verschenen in 2005): “Evolutie is het proces van het steeds verder verbeteren van levensvormen die zich geschikt maken om de mogelijkheden van de geest meer en meer uit te drukken.”

Monadische evolutie wordt ook wel geestelijke evolutie genoemd. Het begrip monade is abstract en moeilijk te vatten. In het schema van de zevenvoudige samenstelling van de mens wordt de monade geplaatst bij het onsterfelijk deel, bij atma, universele geest, en bij buddhi, geestelijke ziel. In het Grieks is monas, monados, één en ondeelbaar zijn, het begrip één. “ De monade is een straal, een adem van het ABSOLUTE … Derhalve heeft de Monade, behalve de bouwstof, benodigd voor haar toekomstige menselijke vorm, nog nodig: (a) een geestelijk model of prototype, waarnaar die bouwstof zich zal voegen en (b) een verstandelijk bewustzijn om haar evolutie en vooruitgang te leiden.” GL I [257]

7 voudige mens

220        Theosofia 107/6 · december 2006

Met deze passage wordt de onderling verbonden, onontwarbare verwevenheid van de drie evolutiewegen, als stromen in één rivier, goed weergegeven. Mw. Blavatsky schrijft in het Theosofisch Glossarium blz. 299: Monade. De eenheid, het Ene; maar in het occultisme betekent het vaak de tot één gemaakte triade Atma- Buddhi, Manas of de duade (het tweetal) Atma Buddhi … De monade gebruikt dus als het ware de vorm, “voertuigen” om zich op het stoffelijke gebied te manifesteren, om in elk rijk en in iedere klasse ervaring op te doen. Het is afhankelijk van de staat van bewustzijn van de gebruikte lichamen in hoeverre deze “neergetransformeerde” energie zich kan uiten. De monadische of geestelijke evolutie heeft te maken met de groei en de ontwikkeling van de monade naar (nog) hogere toestanden van werkzaamheid. In de mensheid gaat de monadische evolutie samen met de verstandelijke evolutie , wanneer het denken kan overgaan naar het universele buddhische gebied van liefde- wijsheid. Het bewustzijn functioneert dan vanuit Eenheid; het denkvermogen, buddhi- manas, is het instrument geworden van het geestelijk inzicht dat ligt op het gebied van de monade.

Stoffelijke evolutie : bij het begrip “evolutie” denken we eigenlijk meteen aan de wetenschappelijke constateringen van uiterlijke verschijningsvormen die zich aanpassen aan de omgevingsfactoren. De wetenschap houdt zich over het algemeen vooral bezig met het concreet meetbare, met de fysieke materie dus. Vanuit de theosofie wordt ons aangereikt dat materie niet te scheiden is van het geestelijke aspect. Als wij bijvoorbeeld in ons dagelijks leven iets willen vormgeven of maken, bedenken we eerst een plan van wat we precies willen maken, hoe het er uit moet zien, hoe we het zullen aanpakken, met andere woorden: er gaat iets aan vooraf. Er wordt verondersteld dat dit ook gebeurde bij het ontstaan van de wereld: er werd een denkvermogen actief. Dit zijn haast niet te bevatten abstracties: er wordt een “goddelijk” denkvermogen actief en de gehele natuur zou daar deel van uit maken, dus de mensheid ook, in een hechte verbinding van “universele broederschap”. Dat universele denkvermogen is dus niet iets BUITEN ons, wij nemen er aan deel!

Ontwikkelingsstadia van de mens/ wortelrassen

Let op: overal waar in theosofische geschriften de term “(wortel)ras” wordt genoemd, wordt steeds een stadium van (bewustzijns-) ontwikkeling van de GEHELE dan levende mensheid bedoeld! Het eerste mensenras komt voort uit de zogenaamde Maanvaders of Maanpitri’s (= voorouders of scheppers van de mensheid). Deze vormen, in een fase dat onze planeet nog niet vast van substantie is, een stoffelijk lichaam, ijl/etherisch van samenstelling, seksloos en zonder intellect. Geestelijk gezien is die “mens” volmaakt, zij het onbewust. Mw. Blavatsky spreekt in GL I [188] over “niet- verstandelijk, maar boven- geestelijk” . Er is namelijk weliswaar een universeel/ groepsbewustzijn, maar nog geen individueel bewust denkvermogen. Dan volgt het stadium van het tweede wortelras . GL I [188:] “De mens is nog steeds reusachtig en etherisch, maar wordt lichamelijk vaster en dichter, een meer stoffelijk mens. Maar nog steeds minder verstandelijk dan geestelijk, want de evolutie van het denkvermogen gaat langzamer en moeilijker dan die van het stoffelijk omhulsel …” Kortom, het tweede wortelras is evenmin klaar om een denkvermogen te ontvangen. Dit blijft zo tot halverwege het derde wortelras . Zo zijn er tot dan toe dus twee stromen van evolutie werkzaam, de geestelijke, waarbij de monade ervaringen opdoet in alle natuurrijken, en de lichamelijke of fysieke stroom. Naarmate het stoffelijk lichaam zich verder verdicht, in eíndeloze tijdsbestekken, raakt het goddelijk principe steeds meer bekleed met materie, ofwel “versluierd”. Er komt een moment dat de materie op zijn hoogtepunt van ontwikkeling is: mens en dier hebben dan fysiek een reusachtige gestalte. Qua denkvermogen is de mens nog steeds onbewust en maakt deel uit van een soort groepsziel.

Theosofia 107/6 · december 2006        221

Verstandelijke evolutie : Dan is er, h alverwege het derde wortelras , het moment dat bij de toenmalige mensheid het denkvermogen “ontstoken” wordt. Dit gebeurt, zo lezen wij, door ingrijpen van de Zonnepitri’s wiens karma en dharma het is om op aarde herboren te worden. Vaders van de zon, ziet u de symboliek? Zoals de maan symbolisch de vormzijde aangeeft, zo verwijst de zon meestal naar geestelijke principes. In het Theosofisch Glossarium staat o.a. op blz. 354: “ … De Pitri’s zijn niet de voorouders van de tegenwoordig levende mensen, maar van de mensheid of het geslacht van Adam. Zij zijn de geesten van menselijke rassen, die ons ras voorafgingen op de grote ladder van de nederdalende ontwikkeling en zij stonden zowel stoffelijk als geestelijk veel hoger dan onze hedendaagse dwergen …” De zonnepitri’s geven dus het denkvermogen aan de mensheid ten tijde van de tweede helft van het derde wortelras. Dit gebeurt op drie manieren: 1) door direct in de dan levende mensheid te incarneren (dit worden de zogenaamde ingewijden); 2) door als het ware een vonk van het denkvermogen dóór te geven, net genoeg om het kama- manas, het begeerte- denken wakker te maken (dit gebeurt bij de gemiddelde mensheid); 3) Een deel van de Zonnepitri’s  wacht echter met de overdracht van het denkvermogen, omdat zij zien dat de lichamen van de zogenaamde eng- hoofdigen nog niet voldoende ontwikkeld zijn om dit te ontvangen. Dit heeft desastreuze gevolgen: de mens paart met vrouwelijke dieren en brengt monsters voort. Daarna geven de zonnepitri’s ook de eng- hoofdigen een vonk van het intellect. Met dit ontsteken van het denkvermogen komt er een basis onder de twee zijden van de driehoek (enerzijds geest, anderzijds stof) die gevormd wordt door het middenbeginsel van het denkvermogen. De fijnste geest kan in contact gebracht worden met de grofste materie door middel van het denken. Dit is een buitengewoon belangrijk punt in de ontwikkeling, want nu kan de mens zelf gaan denken. Hij krijgt hierdoor een vrije wil én wordt verantwoordelijk voor zijn handelingen. Nu wordt de wet van herstel van evenwicht, de wet van karma, ook van kracht voor de handelingen van de mens. Geoffrey Farthing schreef hierover een brochure “ De Goddelijke Wet ”, die te verkrijgen is bij de TVN. Dit ontsteken van het denkvermogen is het punt van omkering van de “dalende” boog (waarbij het lichaam zich eerst steeds verder uitbreidde en een steeds vastere vorm aan nam) naar de “stijgende” boog. Vanaf deze omkering zal de mensheid, wederom in niet te bevatten tijdsbestekken, de weg terug maken. In het ontwikkelingsstadium ten tijde van het vierde wortelras wordt het intellect ontwikkeld op het fysieke vlak. GL I [189]:   “In deze ronde is het verstand reusachtig ontwikkeld. De (tot nog toe) stomme rassen verkrijgen onze (tegenwoordige) menselijke spraak … de wereld is vervuld van de uitkomsten van verstandelijke werkzaamheid en vermindering van geestelijkheid.” De mensheid komt tot een hoge beschaving en beschikt over veel vermogens, onder andere het zogenaamde “derde oog”, maar gaat ten onder door zelfzucht. Tegenwoordig bevinden we ons in het vijfde stadium/ wortelras , in het zogenaamde vijfde onderras waar we steeds meer het denkvermogen kunnen gaan gebruiken om licht te werpen op onze begeertes. Ons stoffelijk lichaam en dat van deze planeet zal naar men zegt op den duur weer gaan verijlen, met een verhoging van het bewustzijn. In zekere zin zal de stof weer net zo ijl worden als in de eerste ontwikkelingsstadia, met het essentiële verschil van bewustzijn. De mens zal dus te zijner tijd geestelijk volmaakt worden, maar dan in vol bewustzijn. Hij zal dan handelen volgens de wetten van de natuur, niet meer als een afgescheiden individu, maar wederom één met alles en iedereen. Onze huidige mensheid ziet méér en méér in hoezeer de natuur (het milieu, de aarde, de dieren, de mensen) geëxploiteerd en geweld aangedaan wordt. Sommigen beseffen werkelijk hoe verantwoordelijk wij in feite zijn voor alles en iedereen op deze planeet, waar wij deel van uit maken en één mee zijn. We zullen in ons leven steeds vaker voor fundamentele keuzes komen te staan om ofwel te kiezen voor egoïstische of materiële belangen, ofwel te kiezen voor het geheel, voor het Ene. Dit is de essentiële vraag die ons steeds weer wordt voorgelegd, desnoods onder gruwelijke omstandigheden die ons bijzonder schokken: we zijn nog steeds in het stadium dat emoties en begeerten sterk naar voren komen. In The Theosophist van mei 2004 schrijft Mw. Radha Burnier, internationaal presidente van de Theosophical Society: “Men begrijpt inmiddels goed dat het universum geleid wordt door wetten die allesdoordringend en onveranderlijk zijn. De mens heeft deze simpelweg te aanvaarden, te begrijpen en ermee te werken om zijn einddoel te bereiken (to fulfill his destiny), namelijk om van lagere stadia van kennis over te gaan naar de transcendentale, perfecte kennis van hen die Bevrijd zijn.”

222        Theosofia 107/6 · december 2006

Het denkvermogen is absoluut een bijzonder interessant gegeven. Rodin (1840-1917) maakte het buitengewoon indrukwekkende beeld Le Penseur , de denker, en beeldde daarmee die eigenschap van dit zo wonderlijke wezen uit. Niet voor niets staat een afbeelding van dit beeld op de buitenkant van Het Goddelijk Plan van G. Barborka, want hier ligt de verbinding tussen geest en stof. Het is de spil, het middenprincipe waar we de omslag kunnen maken. We zijn er zelfs naar vernoemd, manas, denkvermogen, mens! Dit vermogen tot bespiegeling en abstract denken is naar mijn idee de meest kenmerkende eigenschap van de mens.

Het geestelijk principe is aanwezig in elke cel, in elk atoom, als een levende kern. Er is geen levenloze materie, wordt ons gezegd. Die levende geestelijke kern (de monade, atma- buddhi) beweegt zich in eindeloze tijdseenheden door de diverse natuurrijken heen (mineraal, plant, dier, mens). We kunnen het menselijk lichaam zien als het resultaat van die enorme ontwikkelingsfasen tot nu toe: de mens integreert al die natuurrijken in zijn organisme. Zoals gezegd is de mensheid als het ware op zijn weg terug, bezig met het aanpassen van zijn vorm om die geestelijke kern de mogelijkheid te geven meer en meer naar buiten te treden. In zekere zin dient ons lichaam als een, aanvankelijk zeer grove, maar in de loop van gigantische tijdsbestekken steeds verfijnder afgestelde transformator van die enorme geestelijke energie. J. Krishnamurti sprak aan het einde van zijn leven over die enorme energie, die immense intelligentie die als een twaalf-cilinder machine door zijn lichaam ging. Want, innig daarmee verbonden, kan het geestelijke uitsluitend naar buiten komen via het stoffelijke. In het schema van de zevenvoudige samenstelling wordt deze omvorming en afstelling van het inmiddels gevormde fysieke lichaam (deze ongelooflijk intelligente soepel lopende machine!) aangegeven door de opwaartse pijl. Deze ontmoet het geestelijk principe op het wrijvingspunt, bij het denkvermogen. Het denkvermogen (dat op zich één is, zoals alles met elkaar verbonden is in een eenheid) kan zich richten naar twee kanten. En beide zijn ongelooflijk belangrijk, waardevol en noodzakelijk, want juist in dat denkvermogen ligt de mogelijkheid tot aansluiting bij de monadische, geestelijke evolutie.

Enerzijds is er het lagere denkvermogen. Dit is verbonden met ons sterfelijk deel, de persoonlijkheid, in het schema aangegeven met een vierkant, ook wel eens het “lager viertal” genoemd. Het gaat hier onder meer om de alledaagse gedachten, vermengd met verlangens en begeerten, het zogenaamde kama- manas. Dit denkvermogen is verbonden met de hersenen, met het brein. Het lagere denkvermogen verwerkt de indrukken die wij vanuit de zintuigen binnenkrijgen, voelt aantrekking of afstoting hieromtrent, onderscheidt en herkent indrukken, benoemt ze, onthoudt ze, wil herhaling ervan of juist níet, stelt er vragen over (verschil met het dier!), scherpt het onderscheidingsvermogen, vergaart daardoor kennis en vaardigheden, kortom het is het intellect, het concreet- analytische, onderscheid makende denkvermogen. Dit denkvermogen is buítengewoon belangrijk in onze ontwikkeling (met name de ontwikkeling van het onderscheidingsvermogen). Dit concrete denkvermogen is de oorzaak van conflicten in onszelf en in de wereld, want het is geneigd om zich te laten leiden door, soms overduidelijke, soms héél subtiele gevoelens van aantrekking en afstoting: het maakt deel uit van de wereld van de onderscheidmakende tegenstellingen.

Theosofia 107/6 · december 2006        223

Anderzijds is er het hogere denkvermogen. Het hogere denkvermogen is niet gebonden aan het lichaam en wordt in het schema weergegeven als deel uitmakend van de driehoek van ons onsterfelijke deel. Dit denken overziet zaken van “bovenaf”; het zijn inzichten vanuit het gemeenschappelijke, vanuit eenheid, vanuit het grote geheel: holistisch denken, eenheids- denken, intuïtie. Hier liggen geen losse onderdelen, geen tegenstellingen, hier ligt de hele medaille, met keuzeloze aanvaarding van beide kanten: iets is zoals het is. Hier kunnen we werkelijk ervaren dat we een deel zijn van het geheel waarin het Ene zich uitdrukt. Hier wordt het denken als het ware overstraald door het liefde- wijsheidsaspect van het universele denkvermogen, buddhi, de geestelijke ziel, die immense intelligentie (op het punt waar wij allen één zijn met alles en iedereen, waar het principe van onze broederschap ligt). Hier liggen begrippen als vrede, alomvattende liefde, de wet, waarheid; het doel van onze zoektocht naar waarheid, zoals verwoord in het motto van de Theosophical Society: Satyãn Nã’sti Paro Dharmah, geen godsdienst hoger dan waarheid. Direct contact met dit hogere denken hebben we gewoonlijk niet, “denken” we. Toch wordt de mens er in zijn dagelijks leven regelmatig door geïnspireerd, mits zijn voertuig voldoende ontwikkeld is en open staat om deze impulsen te ontvangen: ’s nachts tijdens de slaap, als ons lichaam min of meer verlamd is; als we vol liefde de schoonheid en de puurheid van de natuur, van een mens of een dier ervaren; door eenheidsbelevingen in muziek en kunst; door plotseling “weten”, flitsen van inzicht, als we met een open denkvermogen problemen tegemoet treden.

GL III [ 519]: Alleen middels het menselijke of het lagere manas kan het hogere denkvermogen (buddhi- manas) zich openbaren. Dat betekent dat we via ons concrete begeerte- denken, het intellect (kama- manas), de brug kunnen leggen naar het universele denkvermogen, intelligentie (buddhi- manas). Iets kan dus in het klein beginnen in het gewone hersen- denken, bij voorbeeld naar aanleiding van een gebeurtenis, een dichtregel, een tekst, en kan de doorbraak betekenen  naar een inzicht vanuit het hogere denken… In de TVN- brochure “ Madame Blavatsky over de studie van Theosofie ” door R. Bowen wordt verwezen naar de aanpassingen en veranderingen die plaatsvinden in de stoffelijke hersenen door een nieuw soort mentale inspanningen.Tijdens studiebijeenkomsten gebeurt het wel dat er ineens iets begrepen wordt wat eerst voor iedereen volstrekt onduidelijk was: iedereen is dan kennelijk, alle mogelijkheden openlatend, zo geconcentreerd dat iets ineens helder kan  worden. Om dóór te kunnen breken naar dat andere denkvermogen kunnen we onszelf in ons gewone dagelijks leven aanleren het denken te kalmeren, te richten en te zuiveren; we kunnen vanuit het besef van eenheid en universele broederschap een bescheiden en dienstbare levenshouding aannemen, in vol respect voor de weg die ieder moet gaan; we kunnen naar aanleiding van “doodgewone” gebeurtenissen steeds weer opnieuw kijken naar onze diepgewortelde vooronderstellingen, ideeën en motieven, zonder waardering of afwijzing. Begrip ervan kan de wortel van een conflict in ons denken (al ontzenuwen we er maar één in ons leven!) direct verwijderen en dit heeft een enorm effect in de wereld waarin wij leven, zo legde Professor Krishna uit in het seminar in Naarden van mei 2004 “ Exploring the Teachings of Krishnamurti ”.

224        Theosofia 107/6 · december 2006

Tot zover mijn naspeuringen naar de drievoudige evolutie zoals Mw. Blavatsky die aangaf, en dan in het bijzonder over het onderwerp dat mij zo na aan het hart ligt, namelijk de mogelijkheden van het denkvermogen van de mens.

Mary Anderson zei tijdens haar seminar Fundamentals of Theosophy in mei 2000, hier in Naarden: “Truth cannot be brought down. You have to ascend to it.” (= Waarheid kan niet indalen. Je moet er naar opstijgen.) Dat lijken mij heldere woorden om mee af te sluiten.

De Wijsheid van de Upanishaden

Annie Besant

Er bestaat niet zoiets als ketterij; want geen mens is de rechter en meester van een ander mens in welke gedachtesfeer dan ook,
of dit nu op het gebied van godsdienst, politiek, zeden of filosofie ligt.

Gedachten moeten vrij en ongebonden zijn,
anders krijg je stagnatie en dood.
Maar omdat dat waar is, moeten we niet de onlogische gevolgtrekking maken van: ‘het doet er niet toe, wat ik denk.’

Het doet er enorm veel toe wat je denkt.
Als je verkeerd denkt, zul je verkeerd handelen; als je laag denkt, zal je handelen in overeenstemming zijn met je denken.
Dus denk zo edel, zo hoog, zo zuiver mogelijk.

Denk zo goed als je kunt en niet zo slecht als je kunt.
Mik hoog, want hoe hoger de pijl gericht is, hoe hoger het doel is, dat hij raakt. Houd je eigen idealen hoog en edel en laat tegelijkertijd
je eigen mening over anderen mild zijn
en jouw idealen zullen je verheffen en je naastenliefde
zal je gevallen broeder doen opstaan. Want nog nooit is iemand opgeklommen door vertrapt te worden.

Een mens klimt alleen op, doordat hij bemind wordt, met al zijn zonden en de dwaze dingen die hij doet en zoals wij met onze broeders omgaan, zo gaan ook Zij die boven ons staan met ons uiterlijke zelf om.

Nu dit onze laatste les is, eindig ik met de woorden van de Upanishad (Svetãsvatara II.14):

‘Het belichaamde Zelf, dat zijn wezenlijke aard schouwt, bereikt zijn ware doel en er komt een eind aan elke pijn.’