TVN Home » Tijdschrift Theosofia » Archief » 2006 » Oktober » Leren tevreden te zijn, Radha Burnier
Radha Burnier

Leren tevreden te zijn, Radha Burnier

In een wereldberoemde tuin van exquise schoonheid in Japan, waar elke plant en boom, elk rotsblok en elke steen, de slingerende paden rond de tempel en het theehuis allemaal deel lijken uit te maken van één volmaakte harmonie, staat er een eenvoudige zinsnede gebeiteld in een stenen wasbekken, dat een essentieel inzicht uitdrukt van de Zenleraren, ‘Ik leer alleen tevreden te zijn’. Eeuwenlang mediteren door de Zenmonniken, die de schepping overdachten, waarbij het zwaartepunt viel op de essentie van het leven, heeft deze unieke plek begiftigd met een sfeer van diepe rust zoals men die zelden ervaart. ‘Hij die leert alleen maar tevreden te zijn’, wordt ons verteld, ‘is spiritueel rijk, terwijl iemand die niet leert tevreden te zijn, spiritueel arm is, ook al is hij materieel rijk.’

Diep tevreden te zijn, zonder ergens door verstoord te raken, is een kunst die geleerd moet worden. De meesten van ons worden gemakkelijk verstoord door talloze kleine incidenten, soms door het bestaan van ingebeelde behoeften. De Zen-monniken leefden met heel weinig; hun omgeving was prachtig en toereikend en de tuin die zij nauwlettend verzorgden en beplantten lijkt de diepte van hun meditatie uit te drukken.

Diep tevreden zijn, nergens om vragen, is intrinsiek aan de natuur van een ware yogi, die santushta is, zoals de Bhagavad Gita zegt. Het werkwoord tush betekent gelukkig, blij zijn. Santushta betekent volkomen gelukkig en tevreden zijn – niet tevreden zoals na het verkrijgen van iets of het ontkomen aan iets, maar tevreden met wat er ook maar is, niet denkend aan wat er zou moeten zijn. Ook op de lijst van vereisten die gesteld worden voor de beoefening van de achtvoudige yoga staat santosha.

Vele leraren hebben hierover gesproken op verschillende manieren. Eens sprak Krishnamurti over het pad van geluk dat leidt tot bevrijding; hij verwees ernaar dat wij graag willen dat allerlei dingen, mensen en omstandigheden anders zijn dan ze zijn:

‘Het individuele probleem is het wereldprobleem. Als een individu ongelukkig en ontevreden is, dan is de wereld om hem heen vol verdriet, ontevredenheid en onwetendheid’ (uit een toespraak in 1928).

Theosofia 107/5 · oktober 2006        163

Wij hebben teveel ideeën over wat zou moeten zijn, volgens onze eigen beperkte waarneming, en zo scheppen wijzelf obstakels voor het tevreden zijn met wat er ook maar is, of dat nu pijn of genot is, moeilijkheden of gemak. Al of niet krijgen wat wij willen, stemt ons tot vreugde of verdriet. Maar een toestand van ongestoorde innerlijke vrede en vreugde wordt alleen bereikt als het denkvermogen zich bewust is van een realiteit van voorbijgaande fenomenen.

Het achtvoudige pad van de Heer Boeddha geeft aanwijzingen hoe tevreden te leven: wij moeten beginnen met juiste gedachten, de juiste kijk op het leven. De algemene mening dat wij, om veilig, gelukkig en gezond te zijn, allerlei dingen moeten verkrijgen of bereiken, materieel en psychologisch, maakt deel uit van verkeerd denken. Begeerte is de oorzaak van verdriet. Wij kunnen wel besluiten dat wij, om ernstig lijden te vermijden, ons moeten bevrijden van begeerte, maar groot verdriet is alleen maar de geconcentreerde vorm van alle kleine momenten zonder geluksgevoel, met ontevredenheid en de hebzucht die we dag na dag ervaren.

Bij elkaar worden die dingen merkbaar, maar als ze de dagelijkse dingen vormen, besteden we geen aandacht aan deze kleine dingen, noch hebben we het gevoel dat onze wensjes enig probleem veroorzaken. Dit betekent niet dat we niet moeten aanschaffen wat we nodig hebben. Misschien hebben we een nieuwe ketel in de keuken nodig en die kunnen we best aanschaffen. Maar als we geloven dat die ketel ons gelukkiger of beter zal maken, is dat een volkomen verkeerd idee. Het is een vorm van onwetendheid om de ketel of wat dan ook te associëren met ons welzijn.

Juist denken omvat ook het onderzoeken van onze behoeften en de psychologie van de behoefte. Dan beseffen we misschien dat wij, als wij ons vastklampen aan behoeften en vinden dat zij vervuld moeten worden, ons eigen ongeluk scheppen. Laten we eens denken aan alle mensen die veel minder hebben dan wijzelf, die met zo weinig leven met een glimlach. Het is niet genoeg te zeggen ‘ik heb medelijden met hen’; wij moeten leren dat ook wij kunnen leven met heel weinig. Soms genieten zogenaamde slechte mensen van allerlei materiële geneugten. Misschien voelen wij ons daar ongelukkig over en zeggen we, ‘Ik heb geen kwaad gedaan, maar de man die veel verkeerde dingen gedaan heeft geniet van hetgeen ik zelf niet heb’. Afgunst, jaloezie en andere vormen van ontevredenheid brengen ons terug naar hetzelfde uitgangspunt: ze komen alle voort uit deze hebzucht.

Dus moeten wij dagelijks onze houding bevragen en onze gehechtheid aan dingen; we moeten alles onderzoeken wat we denken nodig te hebben voor onze emotionele, mentale of fysieke bevrediging. Wanneer we in staat zijn los te laten, en zelfs onthecht zijn van het denkbeeld bevrediging te vinden, is het mogelijk tevreden te leven. ‘Ik leer alleen tevreden te zijn’ is een prachtige zin om op te mediteren. Misschien vinden we het nuttig om elke avond onze begeerten en gedachten na te lopen, hoe triviaal ze ook lijken, in tegenstelling tot de waarheid van deze zin, en te ontdekken hoe het denkvermogen zich verbeeldt dat we voor ons geluk nodig hebben wat we niet nodig hebben.

Geluk is niet uitbundigheid, opwinding of frivoliteit, maar een diep innerlijk gevoel van vrede. Als we kunnen leren dat te bezitten, onder alle omstandigheden, begeven wij ons op het pad naar vrijheid.

Jammer genoeg maken wij onszelf tot slaaf van dingen, mensen en omstandigheden. Wij verbeelden ons dat geluk niet mogelijk is tenzij wij in het gezelschap zijn van een bepaald iemand – echtgenoot, echtgenote of kind. In de volgende incarnatie zal diezelfde persoon niet ons kind, onze echtgenote of onze echtgenoot zijn! Wij moeten tevreden zijn met wie we ook samen zijn, zelfs als dat irritante mensen zijn. Soms brengt karma ons in die positie en moeten wij leven met iemand die vervelend en provocerend is.

164        Theosofia 107/5 · oktober 2006

Eén van de Mahatma’s schreef, ‘Kom uit uw wereld en in de onze’. Wat is hun wereld? In het stadium waarin wij ons bevinden kunnen wij dat niet helemaal doorgronden, maar wij weten wel dat zij de vrede ervaren die alle verstand te boven gaat, de vrede van het eeuwige. Hun wereld ligt voorbij de werelden van verandering. Zelfs de aarde zelf verandert en alles wat vorm heeft verandert, en daarom moeten wij de waarheid van tijdelijkheid begrijpen. Als wij geloven dat het tijdelijke permanent is, kunnen wij niet gelukkig zijn. Aan de andere kant, door gelijkmoedig het geboren worden en het verdwijnen van alle dingen onder ogen te zien, kunnen wij leren waarlijk tevreden te zijn. Soms komt de geboorte van bepaalde wezens ons afkeurenswaardig voor. In tropische landen, kort na de regentijd, krijgen bepaalde soorten mieren vleugels en nemen ze bezit van onze huizen. Wij willen misschien niet dat zij geboren worden, maar ze worden geboren of wij dat nu willen of niet. Schorpioenen, muskieten, duizendpoten en andere schepselen verschijnen en verdwijnen of wij dat nu willen of niet. Zowel het gehecht zijn aan als het afkeuren van veroorzaakt frustratie en pijn, omdat wij blind blijven voor het feit dat pijn een product is van het denkvermogen, evenals genot.

HPB vergeleek de wereld met een theater waar wij rollen te spelen hebben, soms zelfs de rol van een held. Het is maar een rol, maar wij moeten die rol goed spelen. Wij kunnen niet onverantwoordelijk zijn. In elke incarnatie is er een rol – van knecht of baas, moeder of kind. Wat die rol ook zijn mag, slechts een deel van onze ware aard toont zichzelf door die rol. Die aard is veel groter dan wat er geopenbaard wordt door welke rol dan ook, die  wij allemaal moeten spelen naar ons beste vermogen. Dit is svadharma (iemands eigen dharma). Door van rol te wisselen in verschillende incarnaties vindt een algehele ontwikkeling plaats. Als wij steeds dezelfde rol moeten spelen, worden we eenzijdig en krijgen we allerlei defecten. Wanneer wij het hele beeld zien, leren wij tevreden te zijn en verliezen wij het verlangen om iets anders te willen en aan de les te ontsnappen die deze incarnatie biedt.

In de theosofische literatuur staat dat het bewustzijn op het causale (karana) niveau de bewaarplaats is van lessen die in elke incarnatie geleerd zijn en bij elke nieuwe inbreng groeit en schittert hij met nieuwe glans. Aldus ligt er een uitgebreid potentieel in ieder wezen dat zich nog moet manifesteren. Dus moet het denkvermogen open blijven om de echte wereld binnenin ons en in alle andere levende wezens te ontdekken. Wanneer de Meesters zeggen, ‘Kom uit uw wereld en in de onze’ nodigen zij ons uit om aan alle fragmentarische kennis, alle illusie en pretenties voorbij te gaan, naar het land van de waarheid, naar een dimensie waar zich schoonheid, wijsheid, vrede en alle onvergankelijke waarden bevinden die in een zuiver bewustzijn besloten liggen. De zin ‘Ik leer alleen tevreden te zijn’ opent brede ver-gezichten voor meditatie. Hoe meer wij ons bewust zijn dat deze wereld van ons niet de wereld van waarheid is, maar een wereld van ervaring, en dat er een andere dimensie is waar zich alle gezegende dingen bevinden, hoeveel gemakkelijker is het dan om tevreden te blijven met wat hier is.

Overal zijn tekenen

Door de eeuwen heen hebben gevoelige geesten langdurige inspiratie gevonden in de manifestaties van de natuur. Zij hebben verwezen naar lessen die ieder mens kan vinden in de onuitputtelijke variëteit van verschijnselen en vormen om ons heen. Maar over het algemeen zijn wij blind voor deze ‘tekenen’ van de goddelijke aanwezigheid die zich, volgens de traditie van de Islam, overal manifesteren. Diegenen die Shakespeare gelezen hebben zullen zich zijn woorden herinneren over het vinden van ‘tongen in bomen, boeken in snelstromende beekjes, preken in stenen en het goede in alles’. Zoals een wijze leraar eens zei in de beginjaren van onze Vereniging, men moet aanwijzingen plukken overal waar zij te vinden zijn. In de schepping zijn er overvloedig aanwijzingen.

Theosofia 107/5 · oktober 2006        165

Jezus leerde zijn discipelen ook ‘Kijk eens naar de lelies, kijk hoe ze groeien in het veld; zij werken niet en weven niet’.1 Er zijn veel prachtige en geurende bloemen waarvan juist hun aanwezigheid voorbijgangers gelukkig maakt. In zijn geleerde werk over Boeddhisme en de natuur vestigt L. Schmithausen de aandacht op de visie dat zij voorbeelden zijn van spirituele perfectie, niet bang, vrij van begeerten, woede, liefde voor bezit enzovoort. Door middel van de natuur openbaart het goddelijk denkvermogen talloze andere schitterende dingen. Jami, de soefi mysticus, schreef: ‘Mijn wereld-schenkende Schoonheid schijnt in duizend spiegels om zijn schittering te laten zien’.

David Bohm, de natuurkundige, wees erop in zijn boek Wholeness and the Implicate Order dat orde en schoonheid een fundamenteel aspect van de realiteit vormen. De natuur manifesteert de majesteit en kunstzinnigheid van die realiteit slechts gedeeltelijk in onze wereld van gevoelswaarneming en denkvermogen, in een zeer groot aantal dingen waar we mee in contact komen in de natuur. In zijn boek The Imprisoned Splendour schreef Raynor Johnson: ‘Wij mogen wel de aandacht vestigen op bepaald vogelgezang, op de schitterend rijke kleuring van Australische parkieten, op de kleuren en patronen van vissen uit de diepe zeeën (waar praktisch geen licht komt) en ook van vlinders, en op de volmaaktheid van kleur en samenstelling van pauwenveren… Waar wij ook kijken in de natuur zien wij het bewijs van artistieke uitbundigheid die het simpele overleven te boven gaat’. Zulke manifestaties inspireren ons om onze ogen op te heffen tot wat hierachter ligt.

De ondoorgrondelijke Intelligentie die de evolutie leidt vertoont zich ook overal. De bekende bioloog E.O. Wilson, die gespecialiseerd is in entomologie (insectenleer), vooral in de studie van mieren, vertelt ons dat zij ‘voedsel verzamelen, vijanden afslaan, afval en gesneuvelde kameraden opstapelen in keurige hopen buiten hun nest, en een aantal van de wonderlijkste staaltjes van ingenieurschap in het dierenrijk vertonen. Hoe bereiken mierenkolonies dit, terwijl de hersenomvang van hun individuele leden zo gering is?… Het lijkt of niemand in de kolonie aan de touwtjes trekt, dus hoe slaagt die er dan in als geheel te functioneren?’ Met alle respect voor deze eminente specialist mogen wij wel zeggen dat er wel iets is dat aan de touwtjes trekt in de kolonies en dat is het cosmisch denkvermogen, de intelligentie van het universum.

Evolutie is een enorme beweging die levende wezens brengt tot volmaking en het hoogste bewustzijnsniveau. In het menselijke stadium hebben we het voorrecht om te kijken en te leren waar we naartoe gaan door die tekenen om ons heen – dichter naar bovenaardse schoonheid, intelligentie en waarheid.

Noot

1 Matteus 6-6-23 Bergrede; Nieuwe Bijbel Vertaling, p.1907

Uit: The Theosophist, november 2003
Vertaling: A.M.I.

Vergelijkende godsdienst-studies moeten gepaard gaan met de geleidelijke transformatie van je eigen wezen in het licht van de waarheid.

Chaudhuri