TVN Home » Tijdschrift Theosofia » Archief » 2002 » Februari » Inaugurele Rede 2001, Radha Burnier

Inaugurele Rede 2001, Radha Burnier

Deze rede is uitgesproken door Radha Burnier bij het begin van haar vierde ambtstermijn als president van de Theosophical Society Adyar op 15 juli 2001.

Met een gevoel van nederigheid en bewust van de grote verantwoordelijkheid die mij is opgedragen als president van de Theosophical Society aanvaard ik een vierde ambtstermijn. Te beginnen met Kolonel Olcott en gevolgd door Annie Besant hebben wij als presidenten en leiders mannen en vrouwen gekend met uitzonderlijke gaven, die de toon gezet hebben voor het werk van de Vereniging. Hun voorbeeld en manier van logisch denken toonde aan hoe het licht van theosofie elk gebied van menselijke activiteit bestrijkt. Hun gedachten en inspanningen hebben generaties mensen over de hele wereld geïnspireerd zich te wijden aan het welzijn van de wereld in plaats van aan hun persoonlijk belang ; allen hebben op hun beurt anderen ertoe gebracht bedachtzaam en onzelfzuchtig te leven en te leren het pad naar volmaking, dat universeel is, te betreden, zonder orthodoxe ideeën, dogma’s en betekenisloze rituelen. Er is moed voor nodig om met oude gewoonten en verouderde praktijken te breken, en alle vooraanstaande theosofen waren dappere mensen die nieuwe denkbeelden introduceerden op het gebied van religie, educatie, sociale verhoudingen en zelfs in de politiek. Ik betuig eerbied aan al mijn vooraanstaande voorgangers en ik hoop van harte dat ik hen waardig zal blijken alsook het vertrouwen dat in mij gesteld is door de leden die mij nu verkozen hebben.

Soms, als wij op het prachtige strand van Adyar staan, zien we een grote watervloed op de kust afkomen, die snel en onzichtbaar naar de oceaan wordt teruggehaald door een sterke onderstroom. Soms is er een dramatische botsing tussen de krachtige voorwaartse impuls en de onzichtbare stroom die de watermassa terugvoert. De botsing stuwt de golven hoog en dan vallen ze met een klap naar beneden. Dit lijkt symbolisch voor hoe het menselijk verstand herhaaldelijk afstormt op het droge zand en de rotsen van het zintuiglijk en materiële bestaan, niet beseffend dat er geen ontkomen is aan de machtige onzichtbare energie die het terug zal halen naar de uitgestrekte oceaan van de realiteit. De botsing tussen deze tegenstromen resulteert periodiek in catastrofes die het menselijk verstand en de menselijke samenleving door elkaar schudden – maar die, helaas, slechts van korte duur zijn !

Dit zijn tijden waarin de uitdagingen heel intens zijn, en de kansen groot. Het hele leven biedt ons voortdurend mogelijkheden, maar op kleine manieren. Het duurt een hele poos, zelfs vele incarnaties, voor men zich ervan bewust is dat zelfs de kleine confrontaties met mensen, voorwerpen of situaties, zowel aangenaam als schijnbaar onaangenaam, deel uitmaken van de welwillende bedoelingen van de natuur om bewustzijn te doen ontwaken en de harten van mensen te openen voor de waarheden van het leven.

Op ‘t ogenblik zien wij een blinde jacht naar macht, rijkdom en genot, ongeacht morele en ethische consideraties. Het geweld, de wreedheid, corruptie en zelfzucht zijn zonder weerga omdat ons technologisch tijdperk overal een systeem van maakt en steeds efficiënter gereedschap fabriceert dat voor goede of slechte doeleinden gebruikt kan worden. Door de ellendige resultaten van de strijd van de moderne mens tegen de wetten en plannen van de natuur scherp in focus te brengen, biedt ons tijdsgewricht niettemin een buitengewone mogelijkheid voor een dieper begrijpen van het menselijk probleem – het probleem van zelfzucht in de strijd tegen het universum.

Krishnamurti sprak vaak over middelmatigheid alsof het een zonde was, of zelfs een misdaad. We mogen wel zeggen dat middelmatigheid ongevoeligheid van het denken is, het niet reageren op de eenvoudige kansen die het dagelijks leven biedt, die de weg bereiden naar spiritueel ontwaken. Ingekapseld in een schil van eigenbelang is zo’n denkvermogen ongevoelig en afgestompt voor rampen en tekenen van gevaar. De les van de twintigste-eeuwse geschiedenis is dat de meerderheid van de mensen vreselijke dingen doet – doden en zelfs martelen, familie en vrienden bespioneren en verraden – omdat iedereen het doet. De verschrikkelijke wreedheid die systematisch toegepast wordt op mens en dier wordt zondermeer getolereerd door de meerderheid van de mensen omdat het de norm van deze tijd is. Weinigen verheffen hun stem om te verklaren dat wat verkeerd is niet goed wordt omdat een miljoen mensen het doen. De cultuur van tegenwoordig, als het al cultuur is, misvormt die eigenschappen die het menselijk hart in contact brengen met de bron van leven en gezondheid. Zoals Licht op het Pad zegt: ‘Hij die voor het kwaad kiest weigert binnenin zichzelf te kijken, sluit zijn oren voor de melodie van zijn hart.’ Die melodie klinkt in ieder menselijk hart, diep verborgen, misschien in stilte, maar zij is er.

In de begindagen van de Vereniging werd leden door een adept voorgehouden :

‘De Vereniging, als geheel, heeft een taak te verrichten die, tenzij deze met uiterste discretie wordt uitgevoerd, de wereld van de onverschilligen en de egoïsten ertegen in opstand zal doen komen. Theosofie moet strijden tegen intolerantie, vooroordeel, onwetendheid en zelfzucht, verborgen onder de mantel van schijnheiligheid. Zij moet zoveel van het licht van de toorts van waarheid, die aan haar dienaren is toevertrouwd, laten schijnen als maar mogelijk is. Zij moet dat doen zonder vrees of aarzeling, waarbij zij verwijt noch veroordeling vreest. Door haar spreekbuis, de Vereniging, moet theosofie de waarheid verkondigen tegen de leugen in; de tijger in zijn leger tarten, zonder gedachte aan de vrees voor kwalijke gevolgen, en smaad en dreigementen weerleggen.’

Veel leden van de Vereniging hebben zich feitelijk sterk gemaakt voor doelstellingen waar men in hun tijd smalend over deed – zij trotseerden laster en sarcasme. Maar het werk van de Vereniging is niet alleen te trachten de fouten en het onrecht in de menselijke samenleving recht te zetten, maar ook haar leden aan te moedigen de wortel van de menselijke problemen op te zoeken, de oorzaak ervan in zichzelf te vinden en te begrijpen en te leren het illusieverwekkende, conditionerende denkvermogen te overstijgen. Zonder dergelijke actie is het niet mogelijk dat de mensheid erfgenaam wordt van de enorme creatieve gaven en het potentieel voor wijsheid dat inherent is aan het bewustzijn.

Een van de doelstellingen van de Vereniging is het onderzoeken van de verborgen wetten van de natuur en van de latente krachten in de mens. Welke zijn deze krachten? Vaak verwijst het antwoord naar trivialiteiten. Maar wij hebben een stadium bereikt in de menselijke geschiedenis waar het niet voldoende is occult onderzoek te doen en een aantal oppervlakkige bevindingen te doen over telepathie en andere vermogens die aangeduid kunnen worden als de lagere siddhi’s. Wij moeten de diepere betekenis in de woorden van deze doelstelling erkennen, en serieus ons hart en de harten van onze medemensen bestuderen, om te vermijden dat wij onszelf voortdurend op het verkeerde been zetten door te geloven dat irrealiteiten reëel zijn. Misschien ontstaat er langzamerhand, naarmate wij ons in de stille diepten van ons eigen bewustzijn begeven, het begin van nadenken over de diepe geheimen van de natuur, verborgen in de materie, alsook subtiele, innerlijke dimensies van zowel de mens als het universum.

Als het universum een mysterie is, is het een nog groter mysterie dat de evolutie is aangeland bij het menselijk verstand met zijn niet te onderdrukken behoefte om de waarheid te kennen en haar ook lief te hebben. Nu nog maar weinig mensen geloven in georganiseerde religie met al haar bijgeloof en nadruk op autoriteit, zijn mensen in het algemeen alleen nog maar geloof gaan hechten aan de waarheden van de wetenschap zoals die verzameld zijn door het observeren van het objectieve universum. De positie is nu veranderd door de erkenning dat de observeerder directe invloed heeft op hetgeen geobserveerd wordt.

Het leven is geen kreet, het is een lied, zeggen de wijzen. Achter het lijden en de chaos is er een plan en een doel, leert de theosofie. Kunnen wij ervan verzekerd zijn dat dit een feit is? Alleen door de waarheid over onszelf te ontdekken, en de innerlijke barrières tot inzicht te doorbreken. De woorden ‘universele broederschap’ worden over het algemeen opgevat als de betekenis hebbend dat wij ons op een onbevooroordeelde en vriendelijke manier moeten gedragen. Maar het is veel meer dan dat; een ware broederschap is een levend geheel of kern die regeneratief is. De Universele Broederschap van de Theosofische Vereniging moet geen passieve toestand zijn, maar een dynamische, harmoniserende kracht die alles in nauwe verwantschap omvat. Die verwantschap ligt op een diep niveau ; het is ‘de spirituele en psychische vermenging van de mens met de natuur’ die de waarheid openbaart die verborgen ligt onder de voorwerpen van de zinnen en daardoor een geest van eenheid en harmonie bevordert. Regeneratieve universele broederschap is het fundament van het tevoorschijn komen van een non-sektarisch, niet-autoritair gevoel bij de volkeren van de aarde, en is de tegenhanger van de futiele materialistische tendens.

De volgende bewering komt uit de Mahatmabrieven: ‘De moderne wetenschap is onze beste bondgenoot. Toch is het meestal diezelfde wetenschap die tot wapen gesmeed wordt om ons de schedel in te slaan.’ Sindsdien is de wetenschap met sprongen vooruit gegaan. Er ontstaat een nieuw beeld naarmate een moderne generatie van onderzoekers en denkers in het wetenschappelijk werkgebied meningen naar voren brengt die het starre materialisme van de afgelopen twee eeuwen gaat verbrijzelen. Deze verandering in het wetenschappelijk denken leidt ertoe dat er een nieuw gevoel van verantwoordelijkheid ontstaat bij de mensheid voor het welzijn van de aarde en al haar andere bewoners. Bekende schrijvers zoals Professor Lewis Thomas suggereren dat het evolutionaire proces sedert de tijd van de vroegste microben in stand gehouden is door een systeem van samenwerking, communicatie en onderlinge verbondenheid in de natuur en niet door een bittere strijd om te overleven zoals de mensen meer dan een eeuw lang geloofd hebben. Anderen zeggen dat men niet vanzelfsprekend kan aannemen dat geweld overheersend is in de natuur; altruisme en onderlinge steun maken zeker wel deel uit van de ordening in de natuur. Professor Charles Birch benadrukt de plaats die gevoelens van mededogen en sympathie innemen en het bestaan van doelgerichtheid in de natuur. Het denkbeeld dat er een ondoorgrondelijke, universele intelligentie en macht bestaat, die God genoemd kan worden, is niet langer onaanvaardbaar voor wetenschappers. Een hele stroom nieuwe denkbeelden die uitgaat van de wetenschappelijke gemeenschap belooft de educatie die toekomstige generaties zullen krijgen, te veranderen. De wetenschap kan zelfs de bondgenoot worden van de Wijsheidsreligie; ware religieuze bewustwording zou kunnen terugkeren tot de wereld door de achterdeur van de wetenschap! Zoals Arthur Hugh Clough al heeft geschreven:

‘Want terwijl de moede golven, vergeefs brekend, hier geen moeizame duimbreed lijken te winnen, komt van ver daarachter, zich een weg banend door kreken en geulen, een stille vloed die het hoofdkanaal doet overstromen. En het licht komt niet alleen door de ramen op het oosten, als het daglicht komt. Van voren stijgt de zon maar heel langzaam, maar zie, in het westen is het land helder !’

In wezen is theosofie zowel wetenschap als religie. Zij is een oproep om onze rede te gebruiken om het leven in zijn gevarieerde aspecten te begrijpen, terwijl we vertrouwd zijn met de beperkingen van de rede. Want er is iets meer nodig dan rede om het wezen te bevatten van een bloem, een lied, een persoon, laat staan de waarheid van het uitgestrekte, levende universum waarvan wij een klein deel uitmaken. Zoals Annie Besant zei: ‘Waarheid moet tot ieder individu komen als het resultaat van studie, nadenken, zuiverheid van leven en toewijding aan hoge idealen.’ De kunst van het leven moet geoefend worden en de wetenschap van het leven door ons allen geleerd worden om met succes de doelstellingen en doelen van de Theosofische Vereniging te vervullen.

Uit : The Theosophist, augustus 2001
Vertaling: A.M.I.