TVN Home » Tijdschrift Theosofia » Archief » 2004 » Juni » Een groot allesomvattend veld van energie, Jack Patterson
Post image for Een groot allesomvattend veld van energie, Jack Patterson

Een groot allesomvattend veld van energie, Jack Patterson

Buiten het menselijk bevattingsvermogen

In veel godsdienstenwordt God gesymboliseerd als de zon als leven-gevend middelpunt van het zonnestelsel, dat de grondslag is van alle bestaan. De zon straalt een onvoorstelbare hoeveelheid energie uit als licht dat omgezet wordt in warmte wanneer het in aanraking komt met een vast voorwerp zoals de aarde. Toch zijn veel meer subtiele energieën afkomstig van de zon, want men zegt dat het een verborgen spiritueel centrum is; het allerhoogste Atman of de Goddelijke Wil.

Dit werd erkend in de rituelen van de oude godsdiensten. In het oude Egypte werd Ra vereerd als de Zonnegod, maar later werd de goddelijke macht van Ra verbonden met de Eenheid van de verborgen God, Amen, zodat Amen-Ra de naam werd van de allerhoogste Godheid.1 In de Griekse godsdienst wordt Apollo gezien als de ‘Zonnegod’. Tot op de dag van vandaag, reciteren veel Hindoes de grote mantra opgedragen aan de zon – de Gayatri. Maar in werkelijkheid is dit een aanroep tot de Ene Allerhoogste Werkelijkheid, waarvan de zetel, zoals esoterici suggereren, zich in de zon bevindt.

H.P. Blavatsky schreef dat het beschrijven van de Ene Werkelijkheid het menselijk verstand te boven gaat.

Deze moeilijkheid werd met helder inzicht uitgedrukt door een bewoner van een gevangenis die theosofie had bestudeerd. In een brief aan de schrijver zei hij “Ik heb voor mijn God geen naam. Ik geloof aan Eén God, ofschoon ik beslist weiger er een naam aan te geven. Want hoe kunnen we ons een voorstelling maken van ( laat staan een naam geven aan) iets dat totaal niet te kennen is voor het bewustzijn? God is het begin, maar wanneer en wat is dat? Aangezien ik nu ben, vormt het verleden mijn geheugen (niettemin is het een deel van mij), waaraan ik nooit ontsnappen kan en de toekomst (als men nota neemt van de cyclische patronen) is slechts een herhaling van het verleden, zij het enigszins gewijzigd.”

Theosofia 104/3 · juni 2004        123

Vanwege de moeilijkheid om een werkelijkheid die het menselijk verstand te boven gaat onder woorden te brengen, hebben enkele overleveringen het probleem opgelost door te definiëren wat God niet is. Volgens de Indiase traditie is de Ene Realiteit omschreven als ‘Neti Neti‘ – ‘niet dit: niet dat’ – niet iets dat we kunnen kennen met het bewustzijn. In andere tradities is de naam van God zo heilig dat deze onuitspreekbaar is. De Joodse YHVH, de onzegbare naam van het eeuwigdurende Bestaan, was niet bedoeld om te worden uitgesproken, maar werd later verkeerd uitgesproken als Jehovah.2 Ook de Maori’s van Nieuw Zeeland hielden de naam van hun allerhoogste God, IO, voor zo heilig dat deze slechts onder de meest gunstige omstandigheden werd uitgesproken.

Niettemin zijn aan de Uiteindelijke Werkelijkheid, de oneindige grenzeloze bronoorzaak van het universum in vele godsdiensten verschillende namen gegeven. Deze is afwisselend als God of Godheid, Allah, Parabrahm, Brahman, Dat, de Leegte, Tao, of Ain Soph aangeduid, om maar enkele benamingen te noemen. Wat dit uitgebreide en oude gedachtespectrum gemeen heeft is het diepere begrip dat de bronoorzaak alomtegenwoordig en onkenbaar is. Alhoewel onkenbaar, is God of Allah of Brahman, paradoxaal genoeg, overal aanwezig en zo nabij en intiem als je adem. Zoals de psalm uit de bijbel (139 v. 7) vraagt: Waarheen zou ik gaan voor uw Geest? Waarheen vlieden voor uw Aangezicht?3

In Theosofische Terminologie

We hebben even gekeken naar de terminologie waarmee in verscheidene godsdiensten het begrip “God” tot uitdrukking wordt gebracht.. Zoals we hebben begrepen, wordt God gewoonlijk opgevat als onkenbaar voor de menselijke geest, maar tegelijkertijd als alomtegenwoordig. Zo is het nuttig om te proberen te begrijpen hoe deze concepten en terminologie is overgenomen in theosofische leringen waarin onderscheid wordt gemaakt tussen een Absolute God en een Immanente God.

Eén van de stichters van de Theosophical Society, H.P. Blavatsky, schrijft op een wijze die erop wijst dat haar kennis van de Werkelijkheid van een bron buiten het gewone menselijke denkvermogen afkomstig was. Zij postuleert als grondstelling “Een alomtegenwoordig, eeuwig, grenzeloos en onveranderlijk (d.w.z. nooit veranderend) Beginsel, waarover elke speculatie onmogelijk is, omdat het het menselijke begripsvermogen te boven gaat en door menselijke uitdrukkingen of vergelijkingen alleen kan worden verkleind”. 4 Zelfs in het geval dat een dergelijk begrip het menselijk verstand te boven gaat, zullen veel mensen het intellectuele begrip van het Absolute accepteren dat volmaakt en zelfbestaand tot in eeuwigheid is, omdat het tegemoet schijnt te komen aan hun diepste religieuze behoeften. Maar we komen in moeilijkheden door te proberen te begrijpen hoe het Absolute toch in een wereld aanwezig kan zijn, die gemanifesteerd wordt door tijd en ruimte. Om dit mogelijk te doen zijn moet de onbeweeglijke Ene Absolute Werkelijkheid actief worden als vele individuele eenheden of ‘levens’. Het Indiase heilige geschrift, De Bhagavad Gita, die getrouw de esoterische traditie uitdrukt, zegt dat, wanneer de Ene Werkelijkheid een ‘klein deel’ van zichzelf heeft getoond, hij blijft die hij is5, een idee dat nog moeilijker te begrijpen is. Hoe dit gebeurt schijnt een mysterie te zijn, dat geheel buiten het menselijk bevattingsvermogen is gelegen. Bewoordingen die het scheppingsidee vermijden zijn door H.P. Blavatsky en latere theosofische schrijvers gebruikt. Enkele luiden:

124        Theosofia 104/3 · juni 2004

“Het Vele emaneert uit het Ene” of “het Ene ontvouwt uit zijn eigen essentie de wereld van het Vele.” 6

De Geheime Leer stelt dat het Ene zich manifesteert als het vele door een proces van emanatie. Het Ene Bestaan ademt als het ware een gedachte uit, die de Kosmos voortbrengt. Door zich te hullen in steeds meer stoffelijke vormen ontstaat uit de goddelijke eenheid gaandeweg onze wereld, bestaande uit ontelbare, afzonderlijke vormen. Uit een passieve toestand, waarin potentialiteit sluimert, brengt het wereldproces de rusteloze, onophoudelijke activiteit die we om ons heen zien in beweging. 7

Dit wijst erop dat Goddelijke Gedachte of Ideatie aan deze emanatie voorafgaat – een opvatting die meestal aanvaardbaar is voor degenen die van mening zijn, dat gedachte vooraf gaat aan handeling of dat ‘eerst intelligentie verscheen’. Maar volgens deze zienswijze schept God niet de wereld en trekt zich dan terug. Het Ene blijft als de ultieme essentie in alles bij voortduring aanwezig. H.P. Blavatsky verduidelijkt dit: “De wortel van de gehele natuur, objectief en subjectief, en van al het andere in het heelal, zichtbaar en onzichtbaar, is, was en zal altijd één absolute essentie zijn, van waaruit alles begint en waarin alles terugkeert”.8

H.P.B. gebruikt de woorden ‘één absolute essentie’ die alles omvat. Een aantal theosofen vindt het misleidend om te zeggen dat we allemaal deel uitmaken van het Ene, aangezien we in het leven juist beseffen dat ons lichaam verschilt van alle andere lichamen.

Afgescheidenheid is duidelijk zichtbaar. Daarom zeggen sommigen, dat met Eenheid een Eenheid van Essentie bedoeld wordt en niet van gemanifesteerd bestaan. Maar anderen houden vol dat het wezen van een voorwerp dat voorwerp is. Van dit standpunt uit gezien is Alles Eén. Deze verschillende standpunten laten duidelijk de moeilijkheid zien om met woorden een subject als de Ene Realiteit te verklaren. Misschien kunnen we veiligheidshalve zeggen dat, alhoewel het Absolute onkenbaar is, zijn werkzaamheid op alle niveaus kan worden waargenomen.

In theosofische terminologie uitgedrukt, bestaat de wereld die emaneert binnen de Logos – het Machtige Wezen dat beschouwd kan worden als ‘God Immanent ‘ en zich in alles bevindt. In het Grieks betekent Logos ‘woord, spraak of reden’ en kan derhalve duiden op geluid dat schept. Als theosofische term betekent het ongetwijfeld het scheppende, vormgevende aspect van Mahat of Goddelijk Denkvermogen. In de Indiase traditie is het gelijkwaardig aan Ishvara, het Allerhoogste, of de Heer van een Zonnestelsel of planeet.

Wil evolutie kunnen optreden in de wereld van het vele, dan is dualiteit noodzakelijk om voor de interacties te zorgen die vorm geven aan manifestatie. De eerste dualiteit is die tussen geest en stof, maar beide zijn feitelijk de Ene Energie gepolariseerd in twee uitersten. Geest is het Absolute binnen de wereld van manifestatie en bezielt volgens H.P. Blavatsky alle materie en substantie als het levensbeginsel. Leven is geest, is beweging. Zijn tegenpool, materie, die ten grondslag ligt aan de wereld van vormen is het stabiele aspect van de dualiteit. Het spel van het actieve levensbeginsel door de wereld van vormen heen brengt bewustzijn voort en maakt evolutie mogelijk. Deze dualiteit is vanzelfsprekend uiteindelijk illusionair omdat het doel van de evolutionaire reis van de zelfbewuste wezens is terug te gaan naar de Eenheid waaruit zij zijn voortgekomen – maar nu nemen zij de vruchten van hun ervaringen uit de wereld van dualiteit met zich mee.

“De wortel van de gehele natuur, objectief en subjectief, en van al het andere in het heelal, zichtbaar en onzichtbaar, is, was en zal altijd één absolute essentie zijn, van waaruit alles begint en waarin alles terugkeert”

Theosofia 104/3 · juni 2004        125

Er kan een objectief element zijn in de hogere bewustzijnsniveaus, maar zij die het Al-bewustzijn of kosmisch bewustzijn hebben gekend, vertellen dat het totale universum is ervaren binnenin hun bewustzijn als mens. Zij zijn het universum, wat erop wijst, dat op dit bewustzijnsniveau dualiteit is overstegen. Maar voor ons in de lagere werelden van de persoonlijkheid, vormen subject-object-relaties en alle andere dualiteiten de werkelijkheid.

In veel religieuze begrippen wordt een fundamenteel onderscheid gemaakt tussen geest en stof. Maar H.P. Blavatsky herinnert ons eraan dat deze beide voortkomen uit de Ene Transcendentale Bron. Zonder stof houdt geest op te bestaan. Geest is de ultieme sublimatie van stof en stof is gekristalliseerde geest. Hetzelfde idee is enigszins anders onder woorden gebracht door een andere schrijver: “Daarom zijn geest als ‘originante’ (oorsprong) en materie als ‘resultante’ geen onafhankelijke realiteiten, maar twee facetten ( twee polen) van de Ene Realiteit; materie als geest in zijn grofste vorm en geest als het meest ‘etherische’ materiaal”.9 Geest en stof vormen de ene energie, maar we ervaren ze als polaire wisselwerking.

Tegenwoordig bevestigen wetenschappers dat de subatomaire deeltjes waarop de materiële vormen gebaseerd zijn niet meer dan pakketjes energie zijn. Bijgevolg zijn zowel geest als stof energie. De eerste, een veel meer verfijnde vorm van die Ene Energie, is altijd in beweging, terwijl de tweede, stof (of materie), dezelfde energie is in meer vaste vorm. Maar er bestaat slechts Eén Energie.

Tegenwoordig moet een deugdelijk en aanvaardbaar begrip van de Ene Realiteit gebaseerd zijn op energie. Vanzelfsprekend moet het ook uitgedrukt worden in moderne taal, die tegelijkertijd in overeenstemming is met de theosofische terminologie.

Een Groot Allesomvattend Veld van Energie

In de hedendaagse wereld zou elk aanvaardbaar idee van God de ‘Heelheid’ en de ‘Eenheid’, zoals is besproken in eerdere paragrafen, moeten inhouden en in overeenstemming moeten zijn met het heelal als een groot veld van energie.

Om aan deze maatstaven te voldoen zou men God kunnen opvatten als ‘het Ene Grote Alles Omvattende Veld van Energie waarin we leven en ons voortbewegen en waarin we ons bestaan hebben. In alles is leven – er bestaat geen dode stof.’ Bijgevolg moet dit Grote Veld van Energie niet alleen de levenskracht of geest in elke vorm inhouden, maar ook de materie van die vorm, vanaf het kleinste subatomaire deeltje tot aan het gehele zonnestelsel. Het moet niet alleen de zichtbare en concrete wereld inhouden maar ook de onzichtbare rijken, vol leven op een meer verfijnd en minder vast niveau. Alles deelt in deze Eenheid die tegenwoordig soms God-Energie wordt genoemd.

Enkelen zijn zich, in diepe meditatie, bewust geworden van dit uitgestrekte energieveld; zij realiseerden de eenheid met al het leven in een transcendente ervaring van kosmisch bewustzijn.10 Maar of we er ons wel of niet van bewust zijn, het veld van energie is de hele tijd aanwezig. Het kan vergeleken worden met de elektrische energie die in het krachtstation wordt opgewekt en wordt doorgegeven aan huizen en fabrieken. Het elektrisch potentieel bevindt zich altijd in de stroomdraad maar we worden ons ervan bewust wanneer een schakelaar wordt omgedraaid en een gloeilamp aangaat of een machine begint te werken. In deze analogie is elk levend wezen een brandpunt van die energie en openbaart het veld van energie door levend te zijn  net zo als de gloeilamp wanneer de schakelaar wordt omgedraaid.

Men zou God kunnen opvatten als ‘het Ene Grote Alles Omvattende Veld van Energie waarin we leven en ons voortbewegen en waarin we ons bestaan hebben. In alles is leven – er bestaat geen dode stof.’

126        Theosofia 104/3 · juni 2004

Wij zijn God

Volgens de Advaita filosofie van Sri Shankaracharya bevindt de Ene Realiteit zich niet ergens ‘daarginds’ of ‘in de hemel’ onafhankelijk van ons ‘hier beneden’. We zijn in feite ondergedompeld of  ingebed in het goddelijke. H.P. Blavatsky bevestigde bovendien dat de ziel (het hoogste aspect van menselijk bewustzijn – misschien zou het beter geest genoemd kunnen worden) fundamenteel gelijk is met de Absolute Realiteit. Ieder is een vonk van het Ene Leven,  onlosmakelijk daarmee verbonden. Deze uiteenzettingen betekenen letterlijk, dat ieder aspect van onze menselijke natuur, zelfs de persoonlijkheid zelf binnen de grenzen van het fysieke bestaan, afkomstig zijn uit de Ene Realiteit. ‘ Ieder van ons is geworteld in die Realiteit en is daarom in wezen goddelijk, één met en fundamenteel gelijk aan  de Universele Overziel ‘, de Overziel die ‘zelf een aspect is van de Onbekende Wortel ‘zoals H.P. Blavatsky gewoon was te zeggen’.11

Wij zijn dit Ene Grote Veld van Energie, deze Eenheid. Wij zijn God! Hij is niet in ons; Hij is ons. In ruimere zin opgevat zouden we ons wellicht van het persoonlijk voornaamwoord  kunnen losmaken en zeggen Het is ons.

Er wordt gesteld dat een dergelijke buitensporige bewering gemaakt is door de mystieke dichter, William Blake, wanneer hij zegt: ‘Ik ben Jezus Christus maar dat ben jij en jij ook’. We zijn allen Eén. H.P. Blavatsky zei dat we deel uitmaken van Eén Bewustzijn. Onze persoonlijke samenstelling van gedachten en gevoelens geven ons een bedrieglijk gevoel van afgescheidenheid. We identificeren ten onrechte het deel van het ene Bewustzijn dat we gebruiken met onszelf en vergeten, dat we uiteindelijk deel uitmaken van een groter geheel.

In zijn boek The Atman Project vestigt Ken Wilber er de aandacht op dat het vasthouden aan een gevoel van afgescheiden identiteit de realisatie blokkeert dat we deel uitmaken van het Ene. “Volgens de eeuwige wijsbegeerte, is het terugvinden van deze oneindige en eeuwige Heelheid het enige en vurigste verlangen van mannen en vrouwen. Want niet alleen vormt Atman de basis aard van alle zielen, elke ziel of elk individu weet of voelt aan dat dit zo is. Ieder individu – elk bewust wezen – voelt intuïtief voortdurend aan, dat zijn eerste Natuur het oneindige en eeuwige is, het Alomvattende en de Heelheid – hij/zij is bezield, dat wil zeggen, met een ware Atman-intuïtie.12

Wilber vervolgt met te zeggen dat om deze transcendentie te verwerkelijken, de dood van  het ‘afgescheiden zelf ‘ nodig is en voor de meesten van ons is dit ons kostbaarste bezit. Het zou echter heel goed mogelijk kunnen zijn dat dit intuïtieve besef, dat onze ware aard, Atman, of Goddelijke Wil is, ons gedurende de evolutie voortdrijft door talloze ervaringen en het overwinnen van alle obstakels, tot uiteindelijk onze zelfidentiteit is opgegaan in Heelheid.

Mens en God

In de wereld zoals we deze kennen schijnt het besef van het zelf de kern van ons wezen te zijn. We zeggen ‘ik denk’, ‘ik voel’ en houden ons bezig met wat we denken en voelen en in mindere mate met de personen en zaken die in ons waarnemingsveld komen. Maar we zijn niet echt geïnteresseerd in datgene dat het denken  en het voelen doet – dat is het enige ding dat we niet kunnen kennen omdat we het zijn. In het dagelijkse leven wordt wat men ziet, voelt, ruikt en hoort als de werkelijkheid geaccepteerd, en wordt de ‘objectieve‘ wereld ‘daarbuiten’.We worden ondergedompeld in een wereld van dualiteit.

Daarom heeft de mens, met zijn denkvermogen geworteld in dualiteit – subjectieve en objectieve waarneming – zich eeuwenlang beschouwd als afgescheiden en verschillend van God. Hij heeft zich een beeld van een Persoonlijke God gevormd met eigenschappen die weinig verschillen van die van een menselijk wezen. Zelfs tegenwoordig realiseren weinigen zich, dat toewijding aan een God buiten onszelf, hoe oprecht ook, een bestendiging is van deze dualiteit en het ware idee van Eénheid verduistert.

Theosofia 104/3 · juni 2004        127

Verwijzingen

1 T.M. Stewart, The Symbolism of the Gods of the Egyptians (Baskerville Press, London 1962) blz.65-66

2 H.P. Blavatsky, The Secret Doctrine (T.P.H. Adyar, vijfde herziene uitgave, herdrukt 1971) deel 6, glossarium blz. 486

3 Anna Lemkow, Het Heelheid Principe blz. 49 (Uitgeverij TVN Amsterdam 1993) blz. 49 The Wholeness Principle (Quest Books T.P.H. Wheaton 1990) blz. 24-25

4 HPB, Deel 1, blz. 79

5 The Bhagavad Gita vertaald door Annie Besant (T.P.H. Adyar twaalfde herdruk 1970)  tiende verhandeling vers 42, blz. 152

6 H.P.B. The key to Theosophy bewerkt door Joy Mills (T.P.H. Wheaton 1985) blz. 38

7 Shirley Nicholson, Ancient Wisdom – Modern Insight (T.P.H. Wheaton 1985) blz. 23

8 H.P.B. The Key to Theosophy ib. blz. 27

9 Edi D. Bilimoria, The Garment of the Cosmos (in The Theosophist, April 1999) blz. 730-731

10 Dr R.M. Bucke, Cosmic Consciousness (Dutton, New York, 1923)

11 A.L. ib, blz. 25

12 K.W. ib., blz. 102

Uit: Theosophy in New Zealand
juni 20022
Vertaling: Ton van Beek

Niemand kan boven zijn eigen individuele mislukkingen uitstijgen, zonder, hoe weinig ook, het geheel waarvan hij deel uitmaakt te verheffen.
Op dezelfde wijze  kan niemand zondigen, of lijden onder de gevolgen daarvan, in zijn eentje.
In werkelijkheid bestaat er niet zoiets als
“Afgescheidenheid’.

H.P. Blavatsky