TVN Home » Tijdschrift Theosofia » Archief » 2006 » April » De grondslagen van Vrede, Mary Anderson
Mary Anderson

De grondslagen van Vrede, Mary Anderson

Wat zijn de grondslagen of de wortels van vrede? We kunnen in dit verband denken aan twee grondbeginselen, die in de filosofie van de theosofie  genoemd worden. Het eerste is fundamentele eenheid, de innerlijke eenheid van Alle Bestaan, afwisselend God of het Absolute genoemd, de grondslag van Zijn of het Ene Leven. Het is tegelijk universele liefde, oneindige vreugde, ware wijsheid en volmaakte vrede.

Die innerlijke eenheid, die gelijk staat met volmaakte vrede, is de basis van wat we kennen als uiterlijke vrede, die onvolmaakt is, of het nu gemoedsrust, vrijheid van angst, of vrijheid van vijandschap of gewapend conflict is.

We spraken van de grondslag van vrede, maar we kunnen ook zeggen dat vrede op zich in deze betekenis de grondslag van alle bestaan is! Natuurlijk moeten we ons realiseren dat (1) vrede zoals we die kennen niet alleen maar afwezigheid van oorlog is. Er bestaat geweld in de burgerlijke samenleving in landen waarvan gezegd wordt dat zij op voet van vrede met elkaar leven of zelfs neutraal zijn. En (2) er is niet alleen uiterlijke vrede op het fysieke vlak, maar ook innerlijke vrede op de gebieden van denken en voelen.

Dit brengt ons bij het tweede theosofische grondbeginsel dat betrekking heeft op het fundament van vrede: Alle beweging van leven en evolutie wordt bestuurd en geleid van binnen naar buiten. Dit betekent dat alles wat verschijnt of zich voordoet op het uiterlijke, fysieke vlak reeds bestond op subtielere niveaus van voelen en denken. In een van de Upanisaden wordt gezegd dat het oog zich ontwikkelde omdat het Zelf wilde zien, dat het oor zich ontwikkelde omdat het Zelf wilde horen en zo voort. Van belangrijke menselijke ontwikkelingen en ontdekkingen werd eerst in gedachte en gevoel een voorstelling gemaakt. Mozart hoorde, in zichzelf, zijn symfonieën in een tijdloos moment, in één noot. Vervolgens moest hij ze op het stoffelijk gebied uitwerken in maat en noten. Handelingen, zowel goede als slechte, beginnen op de gebieden van denken en voelen.

Mary Anderson is Internationaal Secretaris van de Theosophical Society.

Theosofia 107/2 · april 2006        43

Dit wordt erkend in de verklaring van de Verenigde Naties, die stelt dat oorlog in het denken van de mens begint. Dus moet vrede ook beginnen in het denken van de mens. Vrede moet op een natuurlijke wijze van binnenuit opwellen. Zij kan niet van buitenaf kunstmatig worden opgelegd of zij zal niet meer zijn dan vrede in naam, uiterlijke vrede, schijnvrede.

Dit verklaart de vele mislukte pogingen om vrede tot stand te brengen. Soms onderhandelen mensen om tot een regeling te komen en denken dat zij zich inzetten voor vrede, maar zij voelen en gedragen zich agressief.

Waneer we over vrede en harmonie praten, moeten onze beraadslagingen in vrede en harmonie plaatsvinden, zelfs als we het met elkaar niet over details eens zijn. We kunnen het altijd eens zijn dat we verschillen, dat we op verschillende wijze (toch) samen zijn (in het Engels: be “together differently”).

Op een keer stelde iemand voor dat de vele organisaties die zich voor vrede inzetten en hiernaar streven zich aaneen zouden sluiten – misschien om vrede ‘af te dwingen’? Maar zou dit effect hebben? Organisaties hebben verschillende doeleinden en visies. Dit zou niet erg zijn, zolang zij hun standpunten niet aan anderen opleggen, maar heel vaak doen zij dit wel, wat tot conflicten leidt.

Vrede en harmonie zijn natuurlijk heel actuele thema’s in een wereld waarin we vertrouwd zijn met zoveel oorlog, geweld, disharmonie en onrecht. Dit komt niet alleen door de media, maar ook door de houding van mensen om ons heen en misschien, als we er eerlijk over zijn, realiseren we ons dat we deze dingen ook in onszelf ervaren.

Het is goed onze gedachten op vrede en harmonie te richten, in plaats van het versterken van geweld en disharmonie door ons daarop te concentreren, door erover te praten, zelfs door onze afkeur daarover uit te spreken! Misschien denken we teveel aan geweld.

Iemand zei tegen Krishnamurti dat hij de indruk maakte geweldloosheid te verdedigen. Maar wat zou hij doen als hij met zijn zuster wandelde en iemand viel haar aan? Zou hij haar niet verdedigen? Krisnamurti antwoordde gewoon: ‘Ik heb altijd een leven zonder geweld geleid.’ Als je werkelijk geweldloos bent, ben je geneigd geen geweld aan te trekken. Maar als we ons afvragen hoe we ons of onze dierbaren zouden verdedigen als we werden aangevallen, dan hebben we al gewelddadige gedachten, scheppen gedachtevormen van geweld. Terwijl er geen geweld is, bevorderen we geweld door eraan te denken! Ik zeg niet dat we onszelf en onze dierbaren niet zouden moeten verdedigen als we worden aangevallen. Dat is een kwestie die ieder van ons voor zichzelf moet uitmaken als het probleem zich voordoet, maar laten we het niet oproepen door het te verwachten! Als geweld begint in het denken – het denken van iedereen! – kunnen we voor een deel verantwoordelijk worden gesteld voor de volgende daad van geweld die optreedt, hetzij plaatselijk, hetzij algemeen verspreid en gepaard gaande met internationale repercussies!

Eerder stelden we ons de vraag waar de wortels van vrede liggen. Laten we nu een antwoord van meer persoonlijke aard geven: Volgens de theosofische filosofie bevinden de wortels van vrede zich veel dieper in ons dan de wortels van geweld. De wortels van geweld bevinden zich in het babbelgrage denkvermogen en in zelfzucht, terwijl de wortels van vrede zich bevinden op het niveau van die Wijsheid die tevens Liefde is, waarnaar we zelden bewust kunnen doordringen. Zij liggen in het centrum van alle dingen – dat het hart van ons wezen uitmaakt. Als we zouden kunnen doordringen tot in de kern van de dingen, zouden we vrede ervaren, omdat we de belichaming van vrede zijn.

Vrede moet op een natuurlijke wijze van binnenuit opwellen.

44        Theosofia 107/2 · april 2006

Ik citeer uit The Life of Buddha (L. Adams Beck, blz. 242):

Eens wendden twee monniken, die van ver waren gekomen, zich tot de Boeddha, en volgens zijn manier van doen zei hij terwijl hij hen verwelkomde:

“Hoe gaat het met jullie, monniken? Kunnen jullie je staande houden? Hebben jullie de regentijd in vrede en eendracht doorgebracht en hebben jullie enig gemis aan steun ervaren?

En zij antwoordden: “Het gaat met ons niet goed, Gezegende, want er bestaat tussen ons grote onenigheid en ons hart is vervuld van bitterheid en kent geen vrede.”

En zij legden hem met wederzijdse haat hun zaak voor en hij zei (terwijl hij hen citeerde):

“Hij beledigde me! Hij sloeg me!” Hoe kan haat verdwijnen in hen die dergelijke gedachten koesteren? Het leed gedijt in jezelf. Je lijdt door jezelf. De zwanen gaan over het pad dat leidt naar de zon, zij gaan door de lucht door middel van hun wonderbaarlijk vermogen. Het ligt in het vermogen van de mens zich te verlossen van het lijden.

“Er is niets dat zo doet ontbranden als begeerte; er is niets dat zo hopeloos is als haat.”

“Laat een mens boosheid loslaten, laat hem trots verzaken.”

“Laat hem boosheid door liefde te boven komen en laat de waarheid de leugenaar overwinnen. Want haat wordt nooit beëindigd door haat, maar alleen door liefde. Dit is een oude levensregel.

Een oude levensregel.

Nadat de Heer zo had gesproken met een hart vervuld van geluk, werd dit een nieuw gebod en wijsheid.

Aldus groetten de twee monniken elkaar in liefde voor het gezicht van de Volmaakte en hand in hand verlieten zij hem.

Het is inderdaad een ‘oude levensregel’ dat ‘haat nooit beëindigd wordt door haat, maar alleen door liefde’. Iedereen zou hetzelfde tegen de monniken gezegd kunnen hebben, maar dan zou het geen effect hebben gehad. In feite moeten de monniken het zelf hebben geweten, zij het dan slechts in theorie. Maar toen de Boeddha het zei, had het een schokkende, elektrificerende uitwerking, omdat het niet alleen maar theorie was, maar uit de praktijk was gebleken, omdat zijn woorden uit een vredevol hart kwam, een hart dat de vicieuze cirkel, dat haat wordt voortgebracht door haat, had doorbroken. De vicieuze cirkel van vijandigheid kan slechts door vrede verbroken worden.

Net zoals uit het volgende blijkt: toen een zeer gewelddadig man die bekend stond als een dief en een moordenaar, die zich door niets tegen liet houden, de plaats naderde waar de Boeddha met zijn monniken zat, gingen de monniken er vandoor. Toen de gewelddadige man dichter bij hem kwam, viel de boosheid gewoon van hem af. De vrede en de harmonie die van de Boeddha uitgingen waren niet enkel theorieën, maar op de praktijk gestoelde feiten.

Vragen wij ons af waarom zoveel politici voortdurend over vrede praten, maar geen vrede tot stand brengen? (Het is natuurlijk beter over vrede te praten dan zich bezig te houden met oorlog) Krishnamurti zegt (First and last Freedom, blz. 184): “Jij en ik kunnen over vrede praten, we kunnen besprekingen hebben, rondom een tafel zitten en met elkaar discussiëren…[Maar] als we vrede willen hebben, moeten we vredelievend zijn; als we in vrede willen leven wil dit zeggen dat we geen vijandschap moeten creëren.”

Theosofia 107/2 · april 2006        45

Maar weten we wel wat innerlijke vrede inhoudt? Het brengt een omwenteling teweeg. Uiteindelijk houdt het in dat we ons bewust zijn van onze innerlijke eenheid met alles, niet alleen met onze vrienden en familieleden, met degenen die van ons houden en voor ons zorgen, maar ook met hen die vreemden voor ons zijn, zelfs vijandig tegenover ons staan. Het brengt met zich mee dat we handelen in overeenstemming met dat bewustzijn van Eenheid.

In de Christelijke Bijbel wordt Jezus aangehaald als hij zegt ‘Gelukkig zijn de vredelievenden, want zij zullen de kinderen van God genoemd worden’. Als we aan God als het Ene Leven denken, dat het wezen van alle mensen, van alle levende wezens, van alle dingen uitmaakt, dan zijn we inderdaad de kinderen, de erfgenamen van het Ene Leven, mits we dat ene leven kunnen waarnemen in alles en dienovereenkomstig handelen, niet enkel in uiterlijk gedrag, maar ook in voelen, in denken en in spreken, terwijl we ons bewust zijn van die eenheid.

Een oudere dame zei tegen haar dominee: ‘Zal ik na mijn dood weer mijn geliefden ontmoeten?’ Hij antwoordde: ‘Ja, lieve mevrouw, maar ook de anderen!’ We kunnen ons hart niet voor iemand of iets afsluiten. We kunnen ons voor invloeden van buiten afsluiten, als we niet sterk genoeg zijn om weerstand te bieden aan negatieve invloeden die tot slechte gewoonten leiden, waarvan we ons willen bevrijden, maar zelfs dan moeten we proberen anderen te begrijpen.

Zowel vrede als harmonie impliceert een relatie, vrede tussen twee of meer personen, de harmonie tussen twee of meer muzieknoten. We denken aan een relatie wanneer er twee of meer personen zijn. Maar houdt innerlijke vrede ook een relatie in? Is vrede in onszelf niet makkelijker aan te voelen dan vrede buiten ons, vredelievendheid jegens anderen? Volstrekt niet! Innerlijke vrede komt misschien zelden voor en kan moeilijker worden aangevoeld. Ondervinden we niet vaak innerlijk conflict en worstelingen?

Paulus spreekt hierover: ‘De dingen die ik zou willen doen, doe ik niet en wat ik niet zou willen doen, doe ik.’

We zijn geen geïntegreerde wezens. H.P. Blavatsky legt dit uit door te zeggen dat er drie levensstromen zijn die zich in elk van ons ontwikkelen: de spirituele, de verstandelijke (vermengd met en beïnvloed door onze verlangens) en de lichamelijke. Elke levensstroom volgt zijn eigen wetten. Zo zorgen onze verlangens, die onze gedachten afleiden, ervoor dat we geriefelijkheid, plezier of opwinding zoeken, zonder rekening te houden met het geluk van anderen. Het innerlijke spirituele zelf, dat zich bewust is van de eenheid van alles, spoort ons tegelijkertijd met de nog zwakke stem van het geweten aan om te zoeken naar het geluk van anderen en naar rechtvaardigheid voor iedereen.

Op deze wijze verkeren we vaak in een innerlijk conflict en zijn we met onszelf in oorlog. Hoe kunnen we dan, zoals Boeddha, vrede en harmonie uitstralen?

We kunnen, bij wijze van spreken, denken aan de eenheid van alle leven in een horizontale rechte lijn, als de Eenheid van alle wezens met elkaar, maar bestaat er ook niet een verticale Eenheid – Eenheid binnen onszelf, een verbinding tussen alle aspecten van onze aard? Dan hebben we een waarlijk geïntegreerd mens. Zo’n mens verkeert in vrede met zichzelf en anderen.

Vrede houdt harmonie in. Met betrekking tot harmonie en disharmonie zegt Annie Besant in haar boekwerkje The Theosophic Life (blz. 29-30):

Soms is een wanklank in een muziekstuk nodig om de muziek te vervolmaken. Op zichzelf gezien klinkt het erg slecht, maar als onderdeel van de harmonie van een heel mooi muziekstuk verrijkt die muzieknoot, die zo onwelluidend was, het muziekstuk en geeft het op een schitterende wijze weer.

Het innerlijke spirituele zelf, dat zich bewust is van de eenheid van alles, spoort ons aan om te zoeken naar het geluk van anderen en naar rechtvaardigheid voor iedereen.

46        Theosofia 107/2 · april 2006


De helft van het geheim van de schitterende muziekstukken van Beethoven ligt in de kracht waarmee hij wanklanken gebruikt. Hoe verschillend zou zijn muziek zonder hen zijn, hoe veel minder rijk, minder melodieus en minder imposant. En er zijn zulke duidelijke disharmonieën in het menselijke leven.

Volgens een oud verhaal uit het Oosten joeg iemand alle kraaien weg vanwege hun onwelluidende gekras, dat zich vermengde met het melodieuze gezang van de andere vogels. Doch de Schepper klaagde dat zijn orkest niet volledig was zonder de kraaien. Kunnen we daarom de kraaien, die een wanklank schijnen voort te brengen, aanvaarden als onderdeel van het orkest van het leven?

Laten we ons het volgende gezegde herinneren: ‘Hij trok een cirkel en sloot me uit. Ik trok een grotere cirkel en nam hem op.’ Als iemand ons ergert, ons lastig valt, moeten we ook overdenken, dat datgene wat ons vaak hindert in een andere persoon iets typerends van onszelf is, dat we verachten, maar niet in onszelf willen erkennen. Dus projecteren we onze gebreken op een ander.

Vrede en harmonie kunnen op ons een passieve indruk maken. Er bestaat inderdaad een vrede en harmonie die passief is. Het is de toestand van tamas, een hoedanigheid van traagheid, die optreedt vóór de ontwikkeling van rajas, of hartstocht, die wegen en middelen zoekt om zijn verlangen te bevredigen. Maar er bestaat een vrede die niet tamasisch of onverschillig is, maar satvisch of harmonieus, die van de wijze mens die uitgestegen is boven de onverschillige, tamasische toestand en ook boven de op zichzelf gerichte, rajasische toestand.

Bijgevolg is de vrede die gekenmerkt wordt door sattva niet onverschillig, maar dynamisch. In feite lijkt zij op een dynamo, die een groot vermogen en een grote energie voortbrengt, maar die zo snel beweegt dat zij onbeweeglijk lijkt. Dit is de vrede die elk begrip te boven gaat. Zij is harmonieus, omdat zij niets afwijst, maar alles verwelkomt, alles in zich opneemt, alles transformeert, zoals de Boeddha de haat van de twee monniken transformeerde in liefde en vriendschap. Zij is in werkelijkheid liefde, wijsheid en vreugde.

Hoe kunnen we een dergelijke vrede in onszelf benaderen? Sri Ram had hierover net als Krishnamurti veel te zeggen dat relevant is: ‘Om dichterbij een toestand van vrede of innerlijke zuiverheid te komen, is het niet genoeg om één  of andere gedicht over vrede op te zeggen: men moet zijn aard ontdoen van de wortels die de oorzaak zijn van de agitaties en vrees’. Betekent dit een grote inspanning? Nee!’ Een toestand van vrede in zichzelf kan niet door inspanning bereikt worden. Zij moet door zichzelf tot stand komen en zal verschijnen wanneer men elke oorzaak van conflict in zijn eigen denkvermogen en hart geëlimineerd heeft.’ (Thoughts for Aspirants, Second Series).

Om zulke oorzaken uit te schakelen, moeten we ons er eerst van bewust zijn. Dus zijn in de eerste plaats zelfobservatie en zelfbewustzijn noodzakelijk teneinde in alle eerlijkheid de oorzaken van conflict in onszelf te ontmaskeren. Als we dergelijke oorzaken van conflict zien zoals ze zijn, namelijk eindeloos ongeluk voortbrengend voor ons en voor anderen, zullen zij als dode bladeren in de herfst afvallen. Zoals Krishnamurti zegt: als we ons realiseren dat iets wat we eten buikpijn teweegbrengt, eten we het niet langer.

Sri Ram spreekt over het vermogen om in onszelf een vrede tot uitdrukking te brengen, die ‘een veelheid van niet uitgedrukte harmonieën’ omvat. Als we met onszelf in vrede zijn, zullen we in vrede met anderen zijn.

Uit: The Theosophist, oktober 2003

Vertaling: Ton van Beek