TVN Home » Tijdschrift Theosofia » Archief » 2006 » Juni » Het stralende denkvermogen, John Cianciosi
John Cianciosi

Het stralende denkvermogen, John Cianciosi

Het denkvermogen is het centrum van elke ervaring en dus is het de belangrijkste factor bij het bepalen van de kwaliteit van leven. Ofschoon we van een wereld buiten ons kunnen spreken, bevindt de enige wereld die we in werkelijkheid rechtstreeks kunnen ervaren zich binnen ons denkvermogen. Zoals in een oude Boeddhistische tekst, de Dhammapada, staat: ‘Al wat wij zijn is het gevolg van onze gedachten, we worden gevormd door onze gedachten. Lijden volgt op een slechte gedachte, zoals het wiel van een wagen de hoef van de os volgt die hem trekt, terwijl geluk op een reine gedachte volgt, zoals zijn eigen schaduw die hem nooit verlaat.’

Maar wat stelt dit ding voor dat we denkvermogen noemen, dat het lichaam bezielt en inhoudt dat we levende wezens zijn? Ik weet dat ik een denkvermogen moet hebben, want ik bespeur een duidelijk verschil tussen mijn huidige gemoedstoestand en dat van een lichaam, dat niet meer dan stof is, gespeend van bewustzijn of denkvermogen. Kan dit denkvermogen gelijkgesteld worden met mijn gedachten? De Westerse cultuur is sterk beïnvloed door de ‘beroemde dubbelzinnigheid’ van de Franse filosoof Rene Descartes: ‘Ik denk, daarom besta ik.’ Maar wat gebeurt er als ik ophoud met denken – verdwijnt dan mijn denkvermogen? Hoe staat het met alle gevoelens, emoties, verlangens en aspiraties die zo van invloed zijn en toch onbetwistbaar vergankelijk? Waar komen ze vandaan, hoe ontstaan zij en waar gaan ze heen?

Dit zijn fascinerende vragen die velen van ons zich wel eens gesteld hebben. Maar het is moeilijk tot bevredigende antwoorden te komen en de wetenschap schijnt niet veel verder te zijn gekomen met het ontrafelen van de mysteries van het bewustzijn.

De voortbrengselen van het denkvermogen

In de leringen van oude overleveringen, zoals het Boeddhisme, wordt grote nadruk gelegd op het beoefenen van zelfbeschouwing, oftewel intens in het innerlijk kijken om antwoorden op deze vragen te ontdekken. Deze benadering heeft tot diepgaande inzichten geleid in de ware aard van het denkvermogen.

John Cianciosi is schrijver van The Meditative Path (Quest Books, 2001) en een student van wijlen de Eerbiedwaardige Ajahn Chah. In 1972 werd hij tot Boeddhistisch monnik gewijd en werkte als geestelijk leider van kloosters in Thailand en Australië. Dit is zijn eerste bijdrage voor Quest.

Theosofia 107/3 · juni 2006        89

De Boeddha zei dat het denkvermogen in zijn oorspronkelijke of fundamentele staat stralend is. Door de verontreinigingen die er in ontstaan wordt het echter dof, zodat de schittering verduisterd wordt. Dit zegt ons dat de aard die ten grondslag ligt aan het denkvermogen helder, kalm, stil en vredig is. Het is ontdaan van de veelsoortigheid van gedachten en denkbeelden. Er is slechts een heldere, levendiger toestand van weten. Anderzijds, de vervuilingen zijn bezoekers die komen en gaan – zij zijn de voortbrengselen van het denkvermogen.

Bezoedelingen treden op als het denkvermogen verstrikt raakt in zijn eigen scheppingen, de chaos van gedachten, herinneringen, hoop, vrees en de talloze andere mentale toestanden die mogelijk zijn. Het is mogelijk om een wirwar van negatieve en slechte gedachten te scheppen, vervuld van boosheid en wrok. Het authentieke stralende en zuivere denkvermogen wordt geheel verduisterd door deze verontreinigingen. Het wordt erger, als deze toestanden van het denkvermogen éénmaal zijn geschapen en we daarop voortborduren door middel van onze spraak en door onze lichaamstaal. Zo ontstaan alle wrede en onmenselijke gedragingen. Oorlog begint in het denkvermogen van mensen en wreedheid komt voort uit wrede bedoelingen, die hun oorsprong vinden in het denkvermogen.

Maar de natuur maakt het ons evenzeer mogelijk om dat wat goed en mooi is voort te brengen. Als we ons tegen de moeilijkheden opgewassen tonen door ons denkvermogen op de juiste wijze te richten, kunnen we gedachten van mededogen, van vriendelijkheid en van liefde creëren. In dit geval is de oorspronkelijke schittering van het denkvermogen eveneens verduisterd, maar dan door positieve en heilzame scheppingen. Deze gedachten en bedoelingen leiden tot vriendelijk en liefdevol handelen en leveren een bijdrage aan het welzijn van onszelf en van anderen.

De natuur zorgt ervoor dat we alles kunnen scheppen – het goede en het slechte, het verfijnde en het ruwe, hemel en hel. Daarom treffen we in de wereld zowel heiligen als monsters aan – mensen wier leven een zegen voor de wereld is en zij die slechts lijken te leven om ellende en lijden te verspreiden.

Natuurlijk zijn verreweg de meesten van ons niet méér dan gewone mensen met zowel goede als slechte neigingen. We creëren en beleven een diversiteit van mentale toestanden en emoties, waarvan sommige positief zijn terwijl andere negatief zijn. Onder ons bevinden zich slechts enkelen, die actief leiding kunnen geven aan hetgeen we in het denkvermogen voortbrengen; het lijkt wel alsof het denkvermogen ‘een eigen denkvermogen heeft’. In zekere zin is dit zo. Het denkvermogen wordt voortgedreven door de macht van vroegere conditioneringen, door gewoonte en door instinct. Daarom zijn we geneigd oude patronen opnieuw te beleven en op bijzondere situaties en mensen op dezelfde wijze te reageren, zelfs wanneer we dit niet willen. Bij veel gelegenheden kunnen we op een positieve manier reageren, maar in plaats hiervan bemerken we dat wij in een bekrompen of negatieve geestesgesteldheid verkeren. Het is duidelijk dat we nog geen meester zijn over onze eigen creaties.

Het meditatieve pad

Wanneer we ons realiseren dat het denkvermogen de bron is van alles wat we voortbrengen, dan zullen we het belang van meditatie of mentale ontwikkeling inzien. Door het beoefenen van meditatie kunnen we meesterschap over onszelf verkrijgen door het ontwikkelen van de mentale eigenschappen die het ons mogelijk maken onze eigen bestemming te bepalen. Deze eigenschappen stellen ons in staat een keuze te maken uit wat we in ons denkvermogen voortbrengen en daardoor de wereld waarin we leven te beïnvloeden. Als we bovendien vasthoudend en oprecht in onze beoefening zijn, kunnen we eveneens rechtstreeks het stralende denkvermogen dat ten grondslag ligt aan het scheppingsproces, ervaren.

90        Theosofia 107/3 · juni 2006

Ofschoon er een toenemende belangstelling is voor het beoefenen van meditatie, is het niet ongebruikelijk dat mensen kortere wegen naar veranderde bewustzijnstoestanden zoeken. Persoonlijk zie ik niet veel heil in dergelijke benaderingswijzen, omdat die ervaringen zelden leiden tot inzichten waarmee mensen feitelijk kunnen leven. Vaak veroorzaken zij alleen maar meer verwarring. Zoals een leraar het stelt: ‘Indien je een misleid denkvermogen ontwikkelt, is een ontwikkeld waanidee alles waarop je uitkomt!’ Ofschoon het een geleidelijk proces is waarvoor een langdurige voorbereiding nodig is, stelt in feite het beoefenen van meditatie ons hiertoe in staat en leidt dit ons tot inzichten die werkelijke veranderingen in ons leven tot stand brengen.

Meditatie is een innerlijke reis van zelfbeschouwing en oefening, wat van toepassing is op zowel systematische mentale oefeningen, als ook op een algemene meditatieve benadering van het dagelijkse leven. Ik ben ertoe gekomen om dit hele proces ‘Het Meditatieve Pad’ te noemen. Er zijn twee fundamentele eigenschappen die we moeten ontplooien om via dit pad vooruitgang te boeken – gewaarzijn en concentratie.

Gewaarzijn

Gewaarzijn, wat we misschien ook ‘oplettendheid’ kunnen noemen, is de toestand waarin ‘het denkvermogen één en al aandacht is.’ Een denkvermogen, dat zich van iets gewaar is, is zich niet alleen bewust in de gewone betekenis van het woord, omdat we ons van iets bewust kunnen zijn zonder dat de aandacht hierop geheel is gevestigd, zonder duidelijk te weten waarmee het denkvermogen bezig is, of waar op dat ogenblik de aandacht op gericht is. We leiden vaak een leven met slechts weinig aandacht voor onze huidige ervaring, waarbij we ons voornamelijk laten leiden door onze automatische piloot en we uit gewoonte op situaties reageren. Daarom is dit zo moeilijk te veranderen, zelfs als we dit willen. Ons ontgaat de vrijheid om keuzes te maken.

Desondanks zijn we ons van iets enigszins gewaar, of zijn er momenten waarop het denkvermogen zich volledig bewust is van de huidige ervaring. Het is van belang het subtiele, maar diepgaande verschil in te zien tussen alleen maar bewust en opmerkzaam zijn, of bewustzijn te hebben dat is verlicht door gewaarzijn. Heb je ooit auto gereden en plotseling gedacht, ‘Oh! Waar ben ik? Ik heb mijn afslag gemist!’ Waar was je denkvermogen mee bezig vóór dat moment van gewaarzijn? Je was je bewust, zonder volledig te weten waar de aandacht van het denkvermogen zich bevond – het denkvermogen was niet wakker, niet helder en niet opmerkzaam.

Tijdens meditatie willen we die volledigheid van het denkvermogen, die ons waarlijk gevoelig laat zijn voor het huidige ogenblik, ontplooien. Sta een ogenblik stil en denk erover na, ‘Wat voel ik nu? Waar is mijn aandacht nu op gericht?’ Gewaarzijn maakt dit soort zelfbeschouwing en onderzoek mogelijk. Het is een wezenlijk element in het beoefenen van meditatie en alleen door de ontwikkeling van deze eigenschap kunnen we concentratie en inzicht ontplooien.

Hier dient opgemerkt te worden dat gewaar te zijn niet hetzelfde is als waakzaamheid. Waakzaamheid is een verhoogde staat van aandacht, die gewoonlijk geassocieerd wordt met een zekere mate van stress die voortkomt uit vrees of opwinding. Er is een ‘spanning’ die geen bijdrage levert aan een toestand van vrede. Maar gewaarzijn heeft geen betrekking op stress en wordt niet voortgedreven door vrees of opwinding. Het denkvermogen is zich geheel bewust van het nu, en toch ontspannen en in evenwicht – de spanning is losgelaten.

Het zich van iets gewaarzijn vereist niet dat we de aandacht op één ding gericht houden of dat er geen sprake is van denken. Zelfs als de aandacht zich van het ene naar het andere ding beweegt, kunnen we nog steeds in een toestand van gewaarzijn verblijven, omdat gewaarzijn de ervaring waar we ons van bewust zijn volgt. Het doet zich voor als licht en het verlicht de ervaring, zodat deze in het bewustzijn helder is. Als we gewaar zijn weten we dus duidelijk wat we denken, voelen, van plan zijn of doen. Het is iets dat te allen tijde actief kan blijven en we kunnen ernaar streven het te ontwikkelen, zelfs als we ons bezig houden met onze normale dagelijkse activiteiten. Wat we ook doen, dit zal in feite beter gaan wanneer we volledig met onze aandacht aanwezig zijn. Door meer gewaarzijn in ons gewone leven te brengen, kunnen we dit transformeren in het toepassen van meditatie. Gewaarzijn maakt het ons mogelijk onze innerlijke wereld, de scheppingen van ons denkvermogen helder te zien en geleidelijk aan opent zich voor ons de deur naar begrip en vrijheid.

Theosofia 107/3 · juni 2006        91

Concentratie

Als we echter het stralende denkvermogen willen ervaren of in staat willen zijn richting te geven aan de creaties van ons denkvermogen, is het van wezenlijk belang dat we ook de concentratie ontwikkelen. Dit is de vaardigheid onze aandacht te sturen en gedurende een gewenste tijdsperiode gericht te houden op één object. Als we gewaarzijn als licht voorstellen, dan kunnen we mogelijk denken aan concentratie als een laser oftewel geconcentreerd licht. De kracht van concentratie wordt bepaald door hoe we ons kunnen concentreren en hoe lang we die aandacht kunnen opbrengen.

Concentratie stelt ons in staat om ideeën en gedachten te overstijgen en ons zo bewust te worden van het stralende denkvermogen. Concentratie maakt het ons eveneens mogelijk onze mentale constructies te beheersen. Er wordt gezegd dat, wanneer zij dit willen, ware meesters kunnen denken wat zij willen denken en niet denken als dit niet nodig is.

Anderzijds is het de moeite waard om op te merken dat we allemaal de vaardigheid hebben om ons in zekere mate te concentreren. In het dagelijkse leven hebben de meeste mensen echter geleerd zich te concentreren door het denkvermogen te dwingen op de een of andere taak gericht te blijven. Het zich op deze wijze concentreren is gewoonlijk veeleisend en vermoeiend. Dus genieten we er niet van en indien mogelijk gaan we het uit de weg. We moeten erop bedacht zijn dat we tijdens het beoefenen van onze meditatie deze dwangmatige aanpak niet toepassen. We zouden eerder onder zachte drang het denkvermogen moeten onderwijzen, het aan moeten moedigen om het eindeloze ‘nadenken’ te laten varen en het te doen neigen naar een toestand van rust en stilte dat op een verfrissende manier rustgevend is.

Met aandacht waarnemen van de ademhaling

Er zijn heel veel meditatietechnieken die gericht zijn op diverse aspecten van meditatie en waarvan gebruik kan worden gemaakt voor het beoefenen van het denkvermogen en het ontplooien van zowel gewaarzijn als concentratie. De techniek waarvan ik het beste op de hoogte ben gebruikt de natuurlijke manier van ademhalen als het object van meditatie. Aangezien er vaak naar wordt verwezen als ‘met aandacht waarnemen van de ademhaling’ is het één van de meest wijd verbreide meditatietechnieken.

De theorie en de basistechniek van deze meditatiemethode zijn eenvoudig en gemakkelijk te begrijpen. Voor het ontwikkelen van de vaardigheid en ervaring, vereist voor het bereiken van diepe concentratie, zal echter veel oefening onder geschikte omstandigheden en wijze leiding nodig zijn. Het oefenen van het denkvermogen is geen eenvoudige zaak, maar het kan met geduld, onder zachte drang en met toewijding gedaan worden. Zelfs een reis van duizend mijl, die met enkele bescheiden maar belangrijke stappen begint, kan met succes afgelegd worden. Daarom moeten we beginnen met tijd vrij te maken voor het beoefenen van meditatie en vervolgens het regelmatig proberen te doen.

Tijdens het met aandacht waarnemen van de ademhaling beïnvloeden we de adem niet. We laten het lichaam gewoon ademen zoals en wanneer het dit wil. Onze inspanning is eerder gericht op het ontplooien van mentaal gewaarzijn en concentratie, dan het lichaam te leren hoe adem te halen.

92        Theosofia 107/3 · juni 2006

De basisinstructies zien er als volgt uit. Zoek een rustige plaats en ga in een houding zitten die redelijk behaaglijk en harmonieus aanvoelt. Probeer je rug recht te houden, maar vermijd lichaamsspanning. Sluit langzaam je ogen en laat het lichaam op een natuurlijke manier door de neus ademhalen.

Laat alles los, verplaats je aandacht naar binnen en ervaar het lichaam als het stil zit. Ontspan je lichaam een tijdje, zodat overbodige spanning uit het lichaam wegvloeit, en richt daarna je aandacht op de ademhaling. Stimuleer het gewaarzijn zich alleen te richten op wanneer de adem naar binnen stroomt en wanneer deze weer naar buiten gaat. Probeer dat weten in stand te houden door het denkvermogen aan te moedigen zich tegelijk met de adem te ontspannen– vredig in te ademen, vredig uit te ademen.

Zorg ervoor dat alles naar de achtergrond verdwijnt als je bij voortduring belangstelling opwekt voor het ademhalen. Zolang de aandacht gericht blijft op de adem, zal je gewaarzijn dit weten. Wanneer het denkvermogen geleidelijk naar iets anders afdwaalt, wordt dan met oplettendheid van dit feit bewust en richt de aandacht onder zachte drang, maar kordaat, weer op de adem. Ga, tijdens de meditatie, op deze wijze door met het oefenen van het denkvermogen, waarbij geduld en oplettendheid worden betracht.

Tijdens de eerste fasen van je oefening zul je merken, dat wanneer je probeert de aandacht gericht te houden op de adem, het denkvermogen nog steeds heel druk bezig zal zijn, terwijl het aan de ene na de andere zaak denkt. Op dit niveau van gewaarzijn, blijft het ervaren van de adem oppervlakkig en sporadisch. Je kunt echter je gewaarzijn intensiveren als je doorgaat met het beoefenen ervan op een regelmatige basis en een poging doet de warboel van gedachten uit te dunnen. Door voortdurend de diverse afleidingen die ontstaan te laten gaan en het denkvermogen aan te moedigen zich alleen maar bezig te houden met de adem, neemt langzamerhand de ervaring van elke inademing en uitademing in het bewustzijn een prominentere plaats in. De meditatie verdiept zich als het innerlijk gebabbel tot bedaren komt en de kwaliteit van de adem wordt voor het denkvermogen steeds duidelijker. Gewaarzijn wordt geleidelijk intenser en duurt langer en concentratie wordt meer op één punt gericht en minder vaak onderbroken.

Ben je ooit langzaam de zee in gelopen toen je aan het strand was? Als je de zee in loopt, bedekt het water allengs je voeten, enkels, knieën, middel en zo voort, tot je geheel onder water bent. We kunnen denken aan vooruitgang in meditatie als een vergelijkbare ervaring: een geleidelijke onderdompeling in de zee van rust als het denkvermogen steeds meer aandacht besteedt aan de adem.

Ten slotte wordt voor het denkvermogen de adem het enige aandachtspunt. Het is tevreden en gelukkig elke ademhaling te ervaren, elk vredig moment belevend als een eeuwig ‘nu’. Er zal niet langer een innerlijk commentaar zijn over de adem of iets anders. Binnen die weerklinkende stilte beginnen we de vreugde te ervaren van het alleen maar zijn zonder iets te doen.

Met het verdiepen van de meditatie-ervaring, zal de adem vanzelf steeds subtieler en ijler worden. Ten slotte, als de meditatie heel diep gaat, begint het denkvermogen de adem niet als een fysiek object waar te nemen, doch zuiver als een mentaal beeld, dat zich gewoonlijk als licht manifesteert. Een hedendaagse meditatiemeester, de Eerbiedwaardige Ajahn Brahmavamso, beschrijft deze overgang als volgt:

Wanneer je alleen de schoonheid van de adem van dit ogenblik onbewogen observeert, dan zou de waarneming van inademing of uitademing, van het begin, midden of eind van een ademhaling moeten verdwijnen. Al wat beseft wordt is het ervaren van de schoonheid van de adem van dit ogenblik… Hier vereenvoudigen we het object van meditatie, de ervaring van de ademhaling van dit ogenblik, van alle overbodige details ontdaan, terwijl we ons bewegen voorbij de dualiteit van de in- en uitademening en ons alleen bewust zijn van een prachtige ademhaling, die gelijkmatig en ononderbroken lijkt en eigenlijk nauwelijks verandert.

Theosofia 107/3 · juni 2006        93

Nu zal de adem verdwijnen, niet wanneer ‘jij’ dit wilt, maar als er voldoende stilte is, waarbij alleen ‘de schoonheid’ overblijft… Niet tastbare schoonheid wordt het enige doel van het denkvermogen. Het denkvermogen maakt nu zijn eigen doel. Je bent je helemaal niet bewust van de ademhaling, het lichaam, de gedachte, het geluid, of van de buitenwereld. Alles waarvan je je bewust bent is schoonheid, vrede, gelukzaligheid, licht of hoe je waarneming dit later zal noemen. Je ervaart alleen maar schoonheid, zonder een object waarin die schoonheid is uitgedrukt, onafgebroken, moeiteloos.
(Redevoering gehouden door Ajahn Brahmavamso, 1997)

Zoals deze beschrijving aangeeft, is op dit niveau van meditatie het denkvermogen zo verstild dat het scheppen van denkbeelden en oordelen overstegen wordt. Er is alleen maar de ervaring van een zelfbewust, stralend en niet verduisterd denkvermogen.

De Boeddha gaf het onderstaande voorbeeld om dit proces toe te lichten. Tijdens een nacht bij volle maan kan de maan bijna geheel schuil gaan achter dikke wolken, ofschoon er een heldere volle maan aan de hemel staat. Wanneer die wolken echter zijn verdwenen, wordt vervolgens de stralend schijnende schijf van de maan duidelijk zichtbaar. In dit voorbeeld stellen de wolken de voortbrengselen van het denkvermogen voor – gedachten, gevoelens, waarnemingen van het lichaam en van de lichamelijke zintuigen. Natuurlijk verwijst de glanzende volle maan naar het stralende denkvermogen, vrij van alle belemmeringen. Wanneer beoefenaren zulke diepe niveaus van meditatie bereiken, schrijven zij in alle beschouwende overleveringen over een ervaring van stralend licht. Zij kunnen die ervaring natuurlijk verschillend uitleggen, overeenkomstig hun overtuigingen, maar de ervaring blijft dezelfde. Dit komt omdat, vóórdat de denkbeelden ontstaan, de fundamentele aard van het denkvermogen die stralende toestand is. Daarin bestaan geen eigenschappen waardoor het denkvermogen mannelijk of vrouwelijk, blank of zwart, jong of oud, christen of boeddhist, van jou of van mij, is. Dit zijn etiketten, ideeën en denkbeelden die slechts kunnen ontstaan wanneer het scheppingsproces in het denkvermogen begint.

Vanuit boeddhistisch perspectief gezien is dit denkvermogen niet een bijproduct van het lichaam; evenmin ontstaat het en houdt het op te bestaan met de geboorte of de dood van het lichaam. Bovendien ligt deze fundamentele aard van het denkvermogen ten grondslag aan het bewustzijnsproces in alle andere levende wezens, hetzij dierlijk, menselijk of hemels. Dit is de reden dat een verlicht persoon, zoals de Boeddha, van nature een grenzenloos mededogen zal hebben met alle vormen van leven.

We zouden als levende wezens zelfs kunnen zeggen dat het stralende denkvermogen onze erfenis is, ongeacht of we het wel of niet rechtstreeks hebben ervaren. Daarom moeten we deze innerlijke schat beschermen en koesteren. Door het gewaarzijn toe te passen dat we door onze oefening hebben ontwikkeld, kunnen we de diverse creaties van het denkvermogen duidelijk herkennen. Als we alert en wijs zijn, zullen we die positieve en heilzame toestanden van het denkvermogen die naar innerlijke vrede en geluk leiden, stimuleren. Alleen op deze wijze kunnen we vrede en harmonie in de wereld brengen, omdat hetgeen we in de wereld voortbrengen eenvoudig een weerspiegeling is van datgene wat in ons denkvermogen is.

Uit: Quest, juli/aug 2003

Vertaling: Ton van Beek