TVN Home » Tijdschrift Theosofia » Archief » 2007 » April » Mystiek, Annie Besant
Post image for Mystiek, Annie Besant

Mystiek, Annie Besant

In de eerste eeuwen van het christendom bestonden, zoals we weten uit de geschriften van veel van de Vaders en nog zekerder weten door de occulte verslagen, in het hart van de christelijke kerk het eerbiedwaardige instituut van de Mysteriën, waarin zij die gezuiverd waren bovenmenselijke Leermeesters ontmoetten en uit de mond der Heiligen de geheimen van ‘Het Koninkrijk der Hemelen’ vernamen. Nadat Christus zich ontdaan had van zijn fysieke lichaam onderwees hij jarenlang zijn discipelen; hij kwam naar hen toe in zijn verheerlijkt etherisch lichaam, totdat zij die hem nog in zijn gewone lichaam hadden gekend, overleden waren.

Zolang de christelijke Mysteriën bleven bestaan verscheen Jezus van tijd tot tijd aan hen en zijn voornaamste discipelen waren dan altijd aanwezig. Zolang deze gebeurtenissen voortduurden bestonden de esoterische en exoterische leringen van het christendom in volstrekte harmonie naast elkaar en de Mysteriën zorgden ervoor dat de hoge functies in de kerk door mensen werden vervuld die echte leraren waren voor de massa gelovigen, omdat zij zelf onderwezen waren in ‘de verborgen dingen van God’, en in staat waren om met het gezag te spreken dat voortkomt uit directe kennis. Zij onderwezen net als hun Meester, omdat zij ‘het gezag daartoe hadden en niet als klerken.’

Maar na het verdwijnen van de Mysteriën verslechterde deze gang van zaken langzaamaan en in toenemende mate werd er een verschil zichtbaar tussen de esoterische en exoterische leringen, totdat er een wijde kloof gaapte tussen beide en het grootste deel van de gelovigen, dat aan de exoterische kant stond, de esoterische wijsheid uit het zicht verloor.

Annie Besant was van 1907 tot 1933 internationaal president van de Theosofische Vereniging.

Dit artikel komt ook als top-artikel op de website www.theosofie.nl

58        Theosofia 108/2 · april 2007

Steeds meer nam de letter de plaats in van de geest, de vorm die van het leven en daar begon de strijd tussen de priester en de mysticus, die sindsdien altijd in de christelijke kerk gestreden is.

De priester is altijd de bewaker van het exoterische, de ontvanger van het geloof dat eens aan de heiligen gegeven werd, de celebrant van de sacramenten, de bewaker van de uiterlijke orde, de overbrenger van de tradities, en hij is in de loop der eeuwen steeds gezaghebbender geworden. Het is zijn taak de heilige formules heel precies te herhalen; het is zijn taak om over een onveranderlijke orthodoxie te waken; het is zijn taak om de duidelijke stem van de kerk te zijn; het is zijn taak om dat wat opgetekend staat ongewijzigd door te geven. Zijn taak is groot en eerbaar en zijn diensten aan de zich ontwikkelende massa van het volk zijn onschatbaar. Hij consacreert hun geboorte, bevestigt hun huwelijk, heiligt hun dood; hij troost hen in hun zorgen en zuivert hun vreugden; hij staat naast het bed van de zieken en stervenden; en hij verguldt de wolken van sterfelijkheid met de zon van hoop op onsterfelijkheid. Hij brengt in armzalige levens dat ene glimpje poëzie en kleur dat ze kennen; hij verbreedt hun beperkte horizon met de vergezichten van een stralende toekomst; hij maakt de moeder blij met het beeld van het Onsterflijk Kind; hij redt de wanhopige jonge mens met de tederheid van de hemelse moeder; hij tilt voor het oog van de bedroefden het kruis op, dat van een smart verhaalt dat hun leed omarmt en troost; hij fluistert in het oor van de stervende de plechtige toezegging van de opstanding van Pasen. De mensheid zou de eerste fasen van zijn reis met meer moeite gaan zonder het priesterschap dat richting geeft, berispt en troost. De veelomvattendheid van het ambt laat de veelomvattendheid van de behoefte zien.

Hoe anders is de mysticus, de eenzame bewoner van de berghelling die ver voor zijn ras uit klimt, zonder hulp van de buitenwereld, die voortdurend luistert naar het zwakke gefluister van de god in zijn binnenste.

Hij is de nederigste van alle mensen wanneer hij de diepten aanschouwt van de godheid om hem heen en de onbetrouwbare ravijnen van de godheid in hem; hij lijkt arrogant als hij de verordeningen van de uiterlijke autoriteit weerstaat en rebels als hij zijn nek niet buigt voor het juk van de kerkelijke orde.

Wat kan hij met zijn visioenen, dromen en extases, met zijn rondtasten in het donker en zijn in een flits zien van een groots licht dat meer verblindt dan dat het verlicht, met zijn plotselinge irrationele extases en zijn even plotselinge en niet te beredeneren depressies, wat kan hij stellen tegenover de klip en klare leerstellingen en de koninklijke autoriteit van het exoterisch geloof ?  Slechts een onveranderlijke overtuiging die hij noch rechtvaardigen noch uitleggen kan; een zekerheid die hem doet stotteren wanneer hij probeert die te verklaren, maar die recht overeind blijft tegenover alle afkeuring en verdoeming. Wat kan de priester doen met deze rebel, die zijn visioenen boven alle geschriften plaatst en opkomt voor een onvervreemdbare vrijheid  tegenover de eis van gehoorzaamheid? Hij kan hem niet gebruiken, hij heeft geen plaats voor hem; de rebel verstoort met zijn ongebreidelde fantasieën de gevestigde orde van het huis van het geloof. Vandaar dat er een voortdurende strijd is, waarin de priester een tijdje lijkt te winnen, maar waaruit de mysticus tenslotte als overwinnaar uit naar voren komt.

Theosofia 108/2 · april 2007        59

Het lijkt een ongelijke strijd, aangezien de priester de kracht van een prachtige traditie achter zich heeft, een eeuwenlange geschiedenis en een onveranderlijk gezag en de mysticus alleen staat, zonder vrienden. Maar de strijd is niet zo ongelijk als het schijnt; want de mysticus krijgt zijn kracht van Dat wat alle religies doet ontstaan en hij baadt in de wateren die een mens opnieuw geboren doen worden, in de stroom van de Eeuwigheid. Dus in het steeds maar weer terugkerende conflict overwint de priester in de materiële wereld en wordt hij verslagen in de spirituele wereld; en de mysticus die verguisd, vervolgd en verdrukt wordt, wanneer hij nog in zijn lichaam leeft, wordt de heilige nadat het lichaam hem ontvallen is. Hij wordt een stem van de kerk die hem het zwijgen oplegde, een steen in de muren die hem gevangen hielden.

In de rooms katholieke kerk is deze strijd eeuwenlang gevoerd en hetzelfde resultaat herhaalde zich voortdurend. Teresa, berispt en vernederd door haar biechtvader, verschijnt als de Heilige Teresa voor toekomstige generaties. Alleen de ware mysticus kan ongehavend door het vuur van de aanklacht heen komen, ‘zelfs in de hel kan zij fluisteren “ik wist het.” ’ Bovendien heeft alleen de rooms katholieke kerk een systematische training bewaard binnen het ‘religieuze leven’, een echte voorbereiding voor het occulte leven, dat altijd in theorie erkend is, zelfs al is deze in de praktijk aangeklaagd en verdacht geweest.

Daardoor heeft zij zo veel heiligen en zoveel gratie en gevoeligheid voor spirituele schoonheid, dat men geneigd is haar de wreedheden van haar priesters te vergeven in het belang van de rijke stromen van spiritueel leven die door haar mystici over de dorre woestijnen van de uiterlijke wereld gegoten zijn. En je kunt, ook al keur je het af, begrip opbrengen voor de felheid  waarmee zij de grond bewaakte die zo’n groei van heiligheid mogelijk maakte en het bijgeloof en de dweepzucht van de massa slechts als een kleine prijs beschouwde die moest worden betaald om die innerlijke zaden veilig te stellen voor de aanraking van het profane, zaden die in de wereld tot bloei kwamen als heiligen.

In het protestantisme is er geen systematische training geweest en is er dus ook geen grond waarin de zeldzame bloem gemakkelijk wortel zou kunnen schieten en groeien.  Heel zelden komen er in de protestante gemeenschap mystici voor, hoewel Jacob Boehme prachtig en geweldig oprijst, als om te laten zien dat zelfs de afwezigheid van elke training de goddelijkheid van de geest, die de mens is, niet kan onderdrukken. Meer dan enig ander deel van het christendom heeft het protestantisme de aanwezigheid van mystici in haar midden nodig, de aanraking van de levende geest om haar te redden van de dode letter.

Theosofie is de herbevestiging van het mystieke in het innerlijk van iedere levende religie, de bevestiging van de werkelijkheid van de mystieke staat van bewustzijn en van de waarde van wat zij voortbrengt. Temidden van een wetenschappelijke en kritische generatie verkondigt zij weer de superioriteit van de kennis die voortkomt uit het rechtstreeks ervaren van de geestelijke wereld. Terwijl zij onverschrokken de confrontatie aangaat met het geweldige totale resultaat van historisch en wetenschappelijk onderzoek, terwijl zij onverschrokken de confrontatie aangaat met het nieuwe en bedreigende priesterschap van de wetenschap en kritiek, bevestigt theosofie de grotere schoonheid van de open visie en de koninklijkheid van het koninkrijk waarin alleen ‘het kleine kind’ kan binnengaan. De voornaamste ervaring van mystiek is het directe contact met het ongeziene, de erkenning van de god buiten de mens door de god in de mens, het aanraken van niet waarneembare werkelijkheden, het met open ogen binnengaan in de werelden voorbij de sluier. Zij stelt ervaring in de plaats van autoriteit, kennis in de plaats van geloof en vindt de bevestiging daarvan in het ‘gezonde verstand’ van alle mystici, de gelijkheid van de ervaringen van allen die de gebieden doorreizen die niet door de gewone gelovigen betreden worden.

60        Theosofia 108/2 · april 2007

De resultaten van mystieke ervaringen worden zichtbaar door een interpretatiemethode die voor elke leer en alle geschriften gelden, een methode die zichzelf meer rechtvaardigt door het licht dat zij werpt op onduidelijkheden dan door beredeneerde argumenten. Het is, door alle eeuwen heen, de methode van de verlichten.

Een voorbeeld zal de methode beter laten zien dan pogingen om  deze uit te leggen. Laten we de leer van de verzoening nemen. De mysticus ziet in de christelijke leer één van de manieren waarop het oude, maar altijd nieuwe verhaal wordt verteld van de ontwikkeling van de menselijke geest tot zelfbewuste vereniging met God. Hij ziet de verzoening, tot stand gekomen door de ontwikkeling van de Christus in de mens als een weerspiegeling in het menselijk bewustzijn van het tweede aspect in het goddelijk bewustzijn, dat geleidelijk aan in helderheid en schoonheid naar buiten schijnt. Zoals de Christus in de mens volwassen wordt, zo gaat het ook met de verzoening en deze wordt afgerond wanneer de Zoon, die boven verdeeldheid uitstijgt, zichzelf kent als één met de mensheid en één met God en door deze kennis een echte Heiland wordt, een ware middelaar tussen God en mens, door hen beiden te verenigen in zijn eigen persoon en hen daardoor één te maken. De mysticus is niet geïnteresseerd in het argumenteren over de betekenis van de dode letter van welk dogma dan ook; hij ziet de essentie ervan door het licht van zijn eigen ervaring en voor hem ligt de echte waarde in de innerlijke inhoud en niet in de uiterlijke geschiedenis er van.

En zo is het ook met de Schrift. De geschiedenis ervan kan uiterlijk juist zijn, of niet, de waarde ervan ligt in de manier waarop de feiten van de geestelijke wereld worden getoond. Of Israël (als volk) wel of niet door een bestaande woestijn zwierf lijkt hem volstrekt onbelangrijk; vele volkeren hebben  door vele woestijnen gezworven. Maar het geestelijke Israël zwerft door vele geestelijke woestijnen heen, op zoek naar het beloofde land. Dat blijft altijd nieuw, altijd waar en hij leest het verhaal in het licht van de spiritualiteit en vindt er veel in dat troost, veel dat verlicht. Hij ziet een Mozes in iedere profeet van de mensheid, zuilen van vuur en van wolken daar waar een natie geleid wordt. Als de mysticus op zo’n manier de Schrift leest, is dat niet ongegrond; want Paulus heeft dat in zijn brief aan de Galaten hoofdstuk 4 op dezelfde manier gedaan met het verhaal van Abraham, Sarah, Hagar, Isaac en Ismael; en alle vroege kerkvaders zochten de innerlijke betekenis en maakten zich weinig zorgen om de uiterlijke woorden.

Theosofia 108/2 · april 2007        61

Voor de huidige geschoolde christen, die zich niet geheel van de oude banden wil afsnijden, is deze interpretatiemethode van vitaal belang, en alleen door de directe kennis die hij heeft verkregen in de mystieke staat van bewustzijn kan hij zijn religie behouden, temidden van de veranderingen die door het moderne onderzoek zijn veroorzaakt. De kritiek van bovenaf ondermijnt zijn hele gezag; op een subtiele, maar dodelijke manier, hebben de stutten de grond onder zijn  voeten weggehaald en alleen een dunne korst blijft over, die op elk moment in elkaar kan zakken en de hele structuur in een onherroepelijke puinhoop laat instorten.

De kerk kan niet langer op historische autoriteit gebouwd worden; zij moet zichzelf bouwen op de rots van ervaring, als zij de storm wil overleven die om haar heen loeit.

Mystiek kan haar de meest zekere zekerheid in de hele wereld geven, de zekerheid van voortdurend vernieuwde mystieke ervaring. De innerlijke Christus is de enige zekerheid van de uiterlijke Christus – er is geen andere garantie nodig. Aangezien de Christus onontwikkeld in iedere menselijke geest leeft –  is de ontwikkelde Christus een historisch feit – en diegenen waarin de mystieke Christus zich aan het ontwikkelen is, kunnen over de golf van eeuwen heen kijken en de historische Christus herkennen; sterker nog, zij kunnen  de beperkingen van het lichamelijke overstijgen en hem in zijn levende werkelijkheid kennen, even zeker en nog vollediger dan zijn leerlingen hem kenden toen Hij bij het meer van Geneseret wandelde.

Uit: The Theosophist, december 2003
Herdruk van Adyar Pamphlets Series No.21, nov. 1912
Vertaling: EKB

Het theosofische leven moet
een leven van dienst zijn. …
Hoe meer we dienen,
hoe wijzer we worden,
want we leren de wijsheid niet kennen
door te studeren,
maar door te leven.

A. Besant