TVN Home » Tijdschrift Theosofia » Archief » 2007 » Juni » De tempel van Atfotma, Een Ars Memoriae voor spiritueel onderzoek
John Algeo

De tempel van Atfotma, Een Ars Memoriae voor spiritueel onderzoek

  • John Algeo

In aloude tijden, de hele middeleeuwen door en tot in de Renaissance in Europa, was het geheugen van groot belang. Het geheugen speelde een centrale rol bij het spreken in het openbaar, vanaf de tijd in Athene toen beslissingen genomen werden na redevoeringen op de Areopagus, via middeleeuwse universiteiten waar over theologische aangelegenheden gedebatteerd werd door elkaar opponerende partijen, tot aan de geboorte van het moderne parlement in het zeventiende-eeuwse Westminster. Aangezien het vermogen feiten op te roepen zo belangrijk was werd er een geheugenkunst (ars memoriae) ontwikkeld die verscheidene technieken toepaste als geheugensteunen.

Eén van deze geheugentechnieken was in de verbeelding een gebouw te construeren waarvan de kamers en het meubilair overeenkwamen met punten die onthouden moesten worden. Wanneer die punten opgeroepen moesten worden, maakte de spreker een mentale reis door het ingebeelde gebouw, waarbij hij de kamers en de voorwerpen daarin bekeek en waarbij hij de punten die daarmee geassocieerd werden opriep. Deze techniek is zelfs in verband gebracht met de oorsprong van de moderne vrijmetselarij, vooral in zijn gebruikmaking van een ‘tekenbord’ of een symbolische afschildering van een bouwtekening.

Een literair genre dat ook gebruikt werd vanaf de klassieke tijd en gedurende de Renaissance (en ook later nog) was het droomvisioen, waarbij de schrijver vertelt hoe hij in slaap viel en een symbolische droom kreeg die hij zich bij het ontwaken herinnerde als van diepe betekenis. Een klassiek voorbeeld van dit genre is De droom van Scipio; een middeleeuws voorbeeld is het Franse werk Droom van de roos en een modern voorbeeld is Alice Through the Looking Glass.

98        Theosofia 108/3 · juni 2007

De hier volgende tekst combineert het genre van het droomvisioen met het symbolische gebouw van de geheugenkunst bij het scheppen van een ars memoriae voor de theosofische klassieker Aan de Voeten van de Meester.

Ik sliep.

En in mijn slaap droomde ik. In die droom dwaalde ik omstreeks middernacht in een uitgestrekt en verlaten gebied. Alles was donker en droog en troosteloos. Er groeiden geen bomen in dat gebied, er bloeiden geen bloemen en er zongen geen vogels. De sterren flonkerden niet, want ze waren verborgen achter wolken. Terwijl ik doelloos ronddwaalde in dat gebied, ontwaarde ik in de verte een groots gebouw dat leek op een soort tempel. Achter die tempel, in de verte, zag ik vaag een berg die enorm hoog was.

Daar ik verdwaald was in het verlaten gebied en aangezien ik niet wist waarom ik daar was of wat ik moest doen, richtte ik mijn tred naar het tempelgebouw en toen ik dichterbij kwam kon ik hoog op de voorgevel in gouden letters het opschrift lezen: DE TEMPEL VAN ATFOTMA. Toen ik nog dichterbij kwam zag ik dat de reusachtige voorgevel helemaal glad was met maar één deurtje onderaan waardoor men het gebouw kon betreden. Boven de deur stond geschreven: ‘Dit is de deur die alleen naar binnen opengaat en die zich snel voor altijd sluit achter de neofiet.’

Na slechts een ogenblik aarzelen duwde ik tegen de deur en deze zwaaide open. Ik ging naar voren, door de deuropening kwam ik de tempel binnen en terwijl ik dat deed sloeg de deur achter mij dicht. Ik draaide me om, om te kijken of ik hem weer kon openen, maar er zat geen knop aan, geen handvat, niets dan het gladde houten oppervlak, dus er was geen manier om hem weer open te krijgen.

Ik draaide me weer om om naar deze zaal te kijken waarin ik terechtgekomen was; zij werd verlicht door een gloed die van de wanden leek af te stralen. Er waren geen fakkels of lampen in die zaal, maar de muren leken licht te geven alsof ze gemaakt waren van een of andere lichtgevende substantie, zoals licht dat solide was geworden. Op het plafond van de zaal stond een inscriptie: ‘Dit is de Zaal van Onderscheidingsvermogen’.

Midden in de zaal stond een beeld. Het was een strijdwagen waarin een verdrietig kijkende jongeman op de wagenbodem zat. Zijn boog en pijlen lagen daar ook, alsof ze achteloos terzijde gegooid waren. Naast de jongeman stond ook de figuur van een machtig personage in de strijdwagen – het leek wel een god – die medelijdend neerkeek op de jongeman en zijn hand naar hem uitstrekte, alsof hij hem hulp wilde bieden. Op de sokkel van het beeld stonden de volgende woorden: ‘Ik weet niet te kiezen’.

Verder was de zaal leeg, behalve dat zich in de muur  tegenover die met de deur waardoor ik binnengekomen was, maar waardoor ik niet meer naar buiten kon, eveneens een deur bevond. Ik stak de zaal over om die deur te bekijken en zag dat er boven de volgende woorden stonden: ‘Als u juist onderscheidingsvermogen getoond hebt, ga dan hier binnen’. De deur had een deurknop waarmee ik hem kon openen. Dat deed ik en ik kwam in een lange gang, aan het eind waarvan weer een deur was.

Theosofia 108/3 · juni 2007        99

Ik deed die deur open en kwam in een andere zaal die veel leek op de eerste zaal. Ook hiervan gaven de muren licht en op het plafond stond een inscriptie die als volgt luidde: ‘Dit is de Zaal van Begeerteloosheid’. In het midden van de zaal stond weer een beeld. Het was van dezelfde jongeman, maar nu rechtopstaand uitgebeeld en met de boog en pijlen in zijn ene hand. De op een god gelijkende figuur stond voor hem en hield zijn andere hand vast in kameraadschap. Op de sokkel stonden de volgende woorden: ‘Ik werk, maar niet voor de vruchten’. Ik keek de zaal rond, maar die was verder helemaal leeg. Ik zocht naar een volgende deur, maar er was er geen – behalve dan de deur waardoor ik binnengekomen was. En nu merkte ik dat boven die deur, aan de binnenkant, de volgende woorden geschreven stonden: ‘Als u begeerteloos gehandeld hebt, ga dan hierdoor naar buiten’.

Ik deed de deur open en ging daardoor terug en weer door de lange gang naar de eerste zaal, de Zaal van Onderscheidingsvermogen. Deze was precies zoals ik hem had achtergelaten. Er waren twee deuren, één die leidde naar het verlaten gebied buiten maar die niet geopend kon worden, en één die toegang gaf tot de gang die leidde naar de Zaal van Begeerteloosheid. Met een gevoel van stijgende paniek liep ik weer terug, niet eenmaal maar vele malen, waarbij ik heen en weer liep door de gang die de Zaal van Onderscheidingsvermogen verbond met de Zaal van Begeerteloosheid, waarbij ik de uitgang zocht maar niet kon vinden.

Toen zag ik plotseling dat er halverwege de gang die de twee zalen verbond een paneel in de muur zat waarop de volgende woorden geschreven stonden: ‘De trap, Gedrag, die u omhoog leidt’. Ik duwde tegen het paneel, en het sprong gemakkelijk open, waardoor een stel gouden treden zichtbaar werden die omhoog wentelden met zes bordessen, steeds hoger. Ik begon de trap te beklimmen en kwam eerst op een bordes getiteld ‘Zelfbeheersing ten aanzien van het Denkvermogen’. Vlak daarboven was een tweede bordes genaamd ‘Zelfbeheersing in Handeling’. Nog hoger kwam ik op een derde bordes getiteld ‘Verdraagzaamheid’ en daarboven was een vierde, ‘Blijmoedigheid’ genaamd. Toen ik de trap verder beklom, kwam ik op een vijfde bordes genaamd ‘Eenpuntigheid’ en daarboven lag een zesde bordes, ‘Vertrouwen’ geheten, groot en ruim bovenaan de trap.

Op dit bovenste en brede bordes stond weer een beeld waarin ik dezelfde twee figuren herkende die ik beneden ook gezien had. Maar in dit beeld boog de jongeman uit respect, of misschien verering, voor de andere op een god gelijkende figuur. Uit die goddelijke vorm straalde een schitterend licht, veel intenser dan het licht dat van de muren afstraalde. Op de sokkel van het beeld stonden de volgende woorden ‘Weet dat alles goed komt’. Op de muren rondom dit bordes waren allerlei bloeiende bloemen en weelderig groeiende bomen geschilderd, vol zingende vogels waarvan ik de melodie bijna kon horen, zo echt leken zij. Tegenover de trap waarlangs ik het bordes bereikt had was een grote overwelfde doorgang zonder deur die in de weg stond maar een duidelijke opening maar een breed terras erachter. Boven de poort, in heldere, stralende letters van levend vuur stond één enkel woord: ‘Liefde’.

Ik ging door die poort en bevond mij op een groot, open terras, waaromheen dezelfde bloemen en bomen groeiden die ik binnen afgebeeld had gezien, op het bordes van ‘Vertrouwen’. In die bomen nestelden dezelfde vogels die op de geschilderde bomen binnen waren afgebeeld en hun melodieuze gekwinkeleer vervulde de lucht, niet in de verbeelding maar in een echte vreugdesymfonie. Daarboven twinkelden de heldere sterren, daar alle wolken weggewaaid waren. Midden aan de hemel stond de helderste ster die ik ooit gezien had. Midden op het terras, daar recht onder, stond een vierde beeld. Het was een enkele figuur, die rechtop stond, met de ogen op de hemel gericht. Maar ik kon niet zeggen wie het was. Aanvankelijk leek het op de jongeman, daarna leek het op de goddelijke figuur. Het leek hen allebei te zijn, alsof de twee samengesmolten waren tot één enkel wezen. Op de sokkel van het beeld stonden de woorden: ‘Dit is de Weg: Dat bent u’.

100        Theosofia 108/3 · juni 2007

Er leidden twee paden naar het beeld, de ene genaamd ‘De weg van schuldeloosheid’ en de andere genaamd ‘De weg van hulpvaardigheid’. Achter het beeld smolten de twee paden over het terras samen tot één pad waarvan ik kon zien dat het rechtstreeks de berghelling op leidde. Dus stak ik het terras over, eerst langs het ene pad en toen langs het andere. Toen ik het pad naderde, veranderde het vogelgekwetter in woorden:

‘Wachtend het woord van de Meester,

Uitziend naar het Verborgen Licht,

Luisterend om Zijn bevelen op te vangen

In het dichtst van het gevecht;

Het kleinste door hem gegeven teken ziende

Over de hoofden van het gewoel,

Zijn zachtste fluisteren horend

Boven het luidste zingen der aarde.’

Zonder aarzeling betrad ik het pad. Op dat ogenblik vielen de eerste stralen van de ochtendzon schitterend over de berg om het pad dat naar de top leidde te verlichten. De duisternis verdween; een nieuwe dag was aangebroken.

Toen werd ik wakker.

Uit: The Theosophist, april 2004
Vertaling: A.M.I.

Inspiratie uit het verleden

George Sydney Arundale, 1934: …deze oudere Broeders, de oorspronkelijke stichters van de Theosofische Vereniging, zijn het ware hart en het leven ervan; en alleen als we weloverwogen in de allesomvattende cirkel van broederschap niet alleen hen insluiten die na ons komen op het pad van evolutie, maar ook,en met alle respect, Hen die ons zijn voorgegaan en die ons uitnodigen Hen te volgen, pas dan maken we de cirkel compleet en drukken we het eerste doeleinde ten volle en in ononderbroken werkelijkheid uit.
John Algeo