Hildegard van Bingen
1098 – 11791

Hildegard was het 10e kind van graaf en gravin von Bermersheim, zij woonden bij Alzey in Midden Duitsland. Op haar 8e jaar werd Hildegard als dank aan God aan het klooster geschonken, waar zij een goede opleiding kreeg van de abdis in Dissibodenberg: Jutta von Sponheim. (Het was in die tijd gebruikelijk het 10e kind als zgn. 10e penning aan God (aan de kerk) af te staan. Dit gebruik stamde uit Israël en de omringende volken.)


Bij haar komst in het klooster beschikte Hildegard al over bijzondere gaven. Zij hoorde stemmen en zij zag verschijningen van ‘Het Levende Licht’ zoals zij Het noemde. Op haar 15e jaar legde zij de gelofte af en ontving zij de wijding van de bisschop. Zij zou van nu af aan haar hele leven religieuze blijven. Toen de abdis stierf in 1136, nam Hildegard de leiding van het klooster over, zij was toen 38 jaar.


Hoewel Hildegard abdis was van het klooster, was zij toch verantwoording schuldig aan de abt van het mannenklooster in Dissibodenburg. Hij had het feitelijk gezag over de nonnen. Maar tegen zijn wil in besloot Hildegard een zelfstandig klooster te stichten op de Rupertsberg te Bingen. Zij kocht landerijen en de aartsbisschop legde de eerste steen voor het nieuwe klooster, de bouw kon beginnen. Je kunt je afvragen hoe dat kan, maar Hildegards macht was inmiddels toegenomen, omdat Paus Eugenius III haar zienersgaven had erkend. Op de synode van Trier (1147-1148) las hij zelfs voor uit haar eerste visioenenboek Scivias. Hij noemde haar toen een prophetissa teutonica! (Duitse profetes)

Frame1

i-s&s524

Theosofia 104/5 · oktober 2004        209

De abt liet het er echter niet bij zitten en er ontstond een machtsstrijd. Het is de moeite waard de briefwisseling tussen deze twee mensen te lezen, maar uiteindelijk kreeg Hildegard volledige onafhankelijkheid en geestelijke zelfstandigheid voor haar klooster. Vijf jaar na de verhuizing reisde Hildegard, hoewel ze behoorlijk ziek was, te paard nog naar de abt toe om alle vroegere landerijen voor haar zusters op te eisen. En het lukte haar.


Het nieuwe klooster in Bingen werd heel erg bekend en kwam tot grote bloei. Gasten uit heel Europa stroomden af en aan. Zij heeft voor hen zelfs een waterleiding aan laten leggen, in die tijd iets heel bijzonders.

In 1165 besloot zij nog een dochterklooster te stichten in Eibergen, dat zij twee keer per week bezocht.


Tussen al het organisatorische werk door kreeg zij vele visioenen, die genoteerd werden door haar secretaris Volmar. Zij schreef vele brieven aan pausen, vorsten en bisschoppen en zij schreef vrijuit, want zij sprak niet namens zichzelf, maar namens God.

Een brief aan koning Frederik Barbarossa nadat hij een tegenpaus had aangesteld, laat dit duidelijk zien:

“Hij die is, spreekt: weerspannigheid breek Ik en de tegenspraak van hen die Mij trotseren, vermorzel Ik zelf.
Wee, o wee de godslasteraars die mij minachten!
Knoop dat goed in je oren, o koning, als je leven wilt.
Anders zal mijn zwaard je doorboren.”


Tot nu toe zijn er 300 brieven van haar gevonden, zij worden nog steeds bestudeerd.

Hildegard componeerde – ook voor haar tijd – bijzondere, ijle, haast esoterische muziek en zij schreef wetenschappelijke werken op natuurkundig en geneeskundig gebied en prachtige werken over mystieke theologie.


Ondanks het feit dat zij als religieuze in haar klooster hoorde te zijn, maakte zij vele reizen, waaronder vier grote reizen. Zij preekte in steden, in kerken en op pleinen. Het maakte haar niets uit dat vrouwen niet mochten preken, zij deed het gewoon.


Ongeveer 50 jaar na haar overlijden (1179) werd zij heilig verklaard.

Vreemd genoeg ontstonden er geen bedevaarten naar haar graf; in plaats daarvan ontstond er een grote stilte. Men wist gewoon niet wat men met zo’n veelzijdige grote vrouw aan moest.

Pas in de vorige eeuw (in 1979) bij de herdenking van haar 800ste sterfdag is Hildegard van Bingen weer ontdekt. Levensbeschrijvingen, c.d’s van haar composities en prachtige platenboeken van de tekeningen bij haar visioenen vonden de weg naar het grote publiek.

Sindsdien wordt ze gelezen, bestudeerd, beluisterd en blijft ze mensen boeien en verwonderen.


Haar eerste grote visioen kreeg Hildegard in 1141.


“In het jaar 1141 van de menswording van God, toen ik tweeënveertig jaren en zeven maanden oud was, barstte de hemel open in een vurig licht.
Het doorstroomde heel mijn geest en het doorgloeide mijn hart als een vlam die niet echt brandde, maar alleen verwarmde, zoals ook de zon iets waarop zij haar stralen richt, verwarmt.
En plotseling ontsloot zich voor mij de betekenis van de psalmen, van de evangeliën en van de overige boeken in het oude en nieuwe testament.
Dit alles zag en hoorde ik, maar toch kon ik er niet toe komen het op te schrijven.
Niet uit onwil, maar uit een twijfel, zo hevig dat Gods gesel mij op het ziekbed wierp.
Eindelijk bracht ik daar, door grote pijnen neergeslagen, mijn hand tot schrijven.
Toen keerden mijn krachten terug.
Pas toen herstelde ik van mijn ziekte.”

210        Theosofia 104/5 · oktober 2004

42 jaar was ze en 7 maanden, dat weet ze nog precies. Ze weet ook precies wat ze zag, want de hemel barstte open in een vurig licht. Ze zag met haar open ogen en ze zag in haar hart de betekenis van alles, en ze zag de kennis die in de heilige schriften opgeslagen ligt. Maar ze hield het voor zich. Ze durfde het niet op te schrijven, omdat ze aan zichzelf twijfelde. Had ze het wel echt gezien? Ze werd ziek, vreselijk ziek, totdat ze uiteindelijk vanuit een innerlijke drang opschreef wat ze gezien had. Toen kwamen haar krachten terug en werd ze beter.

Wat ze letterlijk gezien heeft, weten we niet, behalve dan wat we later zien op de tekeningen die onder haar leiding in het klooster van haar visioenen werden gemaakt.


Hildegard geeft een veelsoortige kennis door, het lijkt wel of zij alles van boven af ziet.

Vele mandala-achtige tekeningen, vol symbolische betekenissen in kleuren die ook symbolisch geïnterpreteerd moeten worden, geven door wat zij ontvangen heeft.

Zij weet ook wie God is, want zij heeft zijn stem gehoord. God zegt:


“Ik ben het geheime vuur in alles, alles is van mij doortrokken en als de levensadem in de mensen, de ademtocht van laaiende vlammen, zo leven de wezens en zij zullen niet sterven, omdat ik het leven ben.
Ik licht op als goddelijk vurig leven boven het rijpende korenveld, ik vlam in het schijnsel van de schemering, ik brand in zon, maan en sterren, als het leven huis ik heimelijk in het geruis van de wind en houd ik alles bezield tezamen.”


Er is niets anders dan God. Hij spreekt door alles heen:

“Ik ben vuur, Ik ben licht, Ik ben de levensadem, Ik ben het leven.”


Als een alles doortrekkende en overstijgende energie is God zoals Hildegard Hem ervaart.

Hij is de ziel van alles en Hij houdt alles bezield tezamen.


Centraal begrip in Hildegard’s visie op de schepping is de viriditas (letterlijk het groene), de vitale levenskracht van alle wezens en dingen.

Als wij weer aansluiting weten te vinden met de viriditas zullen wij genezen worden, zegt zij.

Ons lichaam, dat zij als een microkosmos opvat en dat alle elementen van de wereld omvat, moet in verbinding blijven met de natuur, met de kosmos. De mens kan alleen zo aan het behoud van de wereld meewerken en die uiteindelijk vervolmaken, want alles heeft met alles te maken en alles beïnvloedt elkaar. Er is dus wederkerigheid.

Zij zegt:


“Want alles wat onder Gods wetten valt, overlegt met elkaar en antwoordt elkaar.”


Volgens Hildegard is Gods groene vinger in alles werkzaam.

Zij schrijft:


“O, helende kracht die zich een weg baant!
Alles doordring je,
in de hoogte, op aarde, in de afgronden, overal,
jij voegt en sluit alles ineen.
Door jou drijven de wolken, zweven de hemelen,
druppelen de stenen van vocht,
doen de bronnen hun beken opborrelen,
door jou ontspringt het verfrissend groen aan de aarde!
Je voert ook mijn geest naar de verte,
Jij waait je wijsheid er in,
en met de wijsheid de vreugde!”


De helende kosmische kracht ziet zij ook in de ziel van de mens.


“De ziel is als een wind die over de planten waait,
als de dauw die druppels op het gras legt,
als de regen die alles doet groeien.
Evenzo zou van de mens zijn welwillendheid moeten uitstromen
naar iedereen die daarnaar verlangt.
Wind is hij, indien hij de miserabelen helpt,
dauw, indien hij de verlatenen troost,
regen, indien hij de vermoeiden overeind helpt
en hen met de leer vervult als hongerenden:
indien hij aan hen zijn ziel geeft.’’

Theosofia 104/5 · oktober 2004        211


Hildegard heeft haar ziel gegeven aan anderen, als abdis van een groot klooster, als arts en geestelijk begeleider die mensen naar hun ziel terugbracht, als componist, als zieneres van visioenen met een diepe kosmische betekenis, als mystica die leefde in Gods aanwezigheid en als vrouw die tegen het materialisme streed, tegen de geldzucht en de baantjesjagerij in de kerk.


Hildegard was een vrouw die overal de eenheid van al het geschapene zag.

Zij zag dat alles van uit de zelfde Bron voortvloeide , zij zag dat alles EEN was.



Noot

Dit artikel is een gedeeltelijke weergave van mijn lezing: “Dwarsliggers door de eeuwen heen. Vrouwelijke mystici en hun zoektocht.”


Aanbevolen literatuur:

Scivias van Hildegard van Bingen – commentaar op de miniaturen, door Frater Henri Boelaars o.s.b., Servire Uitgevers b.v., Katwijk aan Zee.

Hildegard, een vrouwelijk genie in de late middeleeuwen door Etty Mulder, Uitgeverij Ambo b.v., Baarn.

Hildegard van Bingen, profetes van kosmische Wijsheid door Ingrid Riedel, Uitgeverij Ten Have, Baarn.

Frame3

212        Theosofia 104/5 · oktober 2004