TVN Home » Nieuwsbrief » artikelen » “Het opwaartse pad van de mensheid” door Radha Burnier

“Het opwaartse pad van de mensheid” door Radha Burnier

1 februari 2012

Een korte schets van het pad dat een mens kan volgen, van een toestand met zelfzucht en begeerte naar een toestand van liefde en niet meer afgescheiden zijn. Dit wordt hierna gegeven in een artikel van Radha Burnier, de internationale President van de Theosophical Society.

Het opwaartse pad van de mensheid

door Radha Burnier

Ware menselijke vooruitgang is een reis van een toestand van zelfzuchtigheid, van houdingen en handelingen gebaseerd op de illusie van afgescheidenheid, naar een andere dimensie – die liefde is.

De term ‘liefde’ in de gebruikelijke zin van het woord, houdt weinig verband met de realisatie van absolute niet-afgescheidenheid van de spirituele of goddelijke liefde. Liefde in de ware zin doet het gevoel teniet dat er ‘anderen’ zijn. Alle existenties worden ervaren als elementen van de ene, eeuwige Realiteit.

Verlichting betekent het gevestigd zijn in die ene Realiteit; de verlichten hebben niet het gevoel dat zij anderen helpen, onderrichten of leiden, omdat er geen ‘anderen’ zijn. De menselijke reis eindigt in die toestand. Daarna, zo wordt ons verteld, komen andere reizen.

Aan het begin van deze reis ligt wedijver die sterk lijkt op het instinctieve gedrag van leden van de lagere rijken zoals dieren. Competitie om voedsel, territorium of een partner, hoe fel soms ook, is bij deze onschuldige wezens vrij van kwade bedoelingen. Soortgelijk gedrag op menselijk niveau wordt echter bezoedeld door de zelfzuchtige processen die leiden tot doelbewuste vernietiging, misleiding en andere kwade neigingen. De mens geniet noch de gelukzaligheid die wezenlijk is voor een niet-afgescheiden, unitarisch bewustzijn, noch heeft hij de onschuld en vrede van wezens zoals dieren die niet gehinderd worden door wat zij doen of door wat andere doen; zij leven gewoon zoals de Natuur hen dat leert.

Het menselijk dilemma eindigt wanneer er een helder bewustzijn is dat men van het afgescheiden stadium moet voortgaan naar het liefhebbende stadium. Het eerste wordt gekenmerkt door nemen en het tweede door geven. Dana, dat ‘liefdadigheid en onsterfelijke liefde’ betekent, is de eerste der paramita’s, de deugden die ons in staat stellen over te steken naar het bovenmenselijke niveau. Universele Broederschap, zoals de theosofische vereniging die wil propageren, omvat vele wonderbaarlijke eigenschappen, waarvan één is de geest van het geven, niet aarzelend maar met zelfovergave.

Dana behelst een diep liefdadige instelling, die voortkomt uit het zien van ‘de schoonheid en de duisternis’ van die andere goddelijke fragmenten die zij aan zij met onszelf aan het worstelen zijn. Vrijgevigheid van het hart dat geen kwetsuren of grieven koestert, een natuur die eerder denkt aan de behoeften en verlangens van anderen dan aan die van zichzelf, een universele kijk op de wereld – dit alles is verbonden met dana. Deze karakteristieken moeten groeien en de kern van ikgerichtheid en kleingeestigheid oplossen, die iemand vastgeklonken houden aan de aardse dimensie.

Uit: The Theosophist