TVN Home » Nieuwsbrief » Een voorbeeld van het zelf werken aan onze latente vermogens, adhv De Stem van de Stilte.

Een voorbeeld van het zelf werken aan onze latente vermogens, adhv De Stem van de Stilte.

4 januari 2023

In December 2022 hebben ons thema van de Evenementen op het ITC te Naarden “latente vermogens in de mens” afgesloten; aandacht voor de derde doelstelling. Om hiermee in de praktijk van ons eigen leven door te gaan biedt de theosofische literatuur legio aanwijzingen.
Een voorbeeld hiervan is wat C.W. Leadbeater schrijft in “Talks on the Path of Occultism – Vol II, A Commentary on The Voice of the Silence”. Dergelijke aanwijzingen zijn onmisbaar voor hen die het Pad willen gaan. Hierbij een enigszins verkorte weergave van een deel van hoofdstuk 3 uit dit boek. (In het Engels verkrijgbaar in onze webshop).

Op de eerste pagina van van  “De Stem van de Stilte”, in fragment 1, lezen we al: Het denken is de grote vernietiger van het werkelijke. Laat de discipel de vernietiger vernietigen.
Wat is het denken waar de aspirant zo streng mee om moet gaan? Patanjali spreekt erover wanneer hij yogabeoefening definieert als chitta-vritti-nirodha, wat het in bedwang houden (nirodha) van de draaikolken (vritti) van het denken  (chitta) betekent.
Als een mens tijdens het leven van het fysieke lichaam en gaande op het Pad, toegang moet krijgen tot de astrale en mentale gebieden, moet hij of zij de positieve krachten van het hogere zelf naar beneden brengen, door de beoefening van dharana of concentratie, en de strijd aangaan met de astrale en mentale draaikolken die daar in zijn of haar persoonlijkheid heersen. Men moet streven naar niets minder dan de volledige vernietiging van die draaikolken, om het lagere denken uit te kammen, en te allen tijde het denken de kalme en gehoorzame dienaar van het hogere zelf te maken.
Deze draaikolken kunnen zich voortdurend uitkristalliseren tot blijvende vooroordelen, en dat doen ze ook. Ze veroorzaken daadwerkelijke verstoppingen van materie die enigszins lijken op wratten op het mentale lichaam. Als men dan probeert door dat specifieke deel van dat lichaam naar buiten te kijken, kan men niet duidelijk zien; alles is vervormd, want op dat moment is de mentale materie niet langer levend en stromend, maar gestagneerd en gekristalliseerd. De manier om dit te genezen is door meer kennis te verwerven omtrent de oorzaak hiervan, teneinde de zaak weer in beweging te krijgen. Dan zullen de vooroordelen één voor één worden weggewassen en opgelost.
Waarom is het denken de grote doder van de werkelijkheid? Omdat we geen enkel object kunnen beoordelen zoals het werkelijk is. We zien alleen de beelden die we ervan kunnen maken, en alles wordt noodzakelijkerwijs voor ons gekleurd door deze gedachtevormen van onze eigen creatie. Merk op hoe twee personen met vooropgezette ideeën, die dezelfde reeks omstandigheden zien en het eens zijn over de feitelijke gebeurtenissen, er toch twee totaal verschillende verhalen van kunnen maken. Precies dit soort dingen gebeurt de hele tijd met iedereen. De discipel moet dit overwinnen – hij moet “de doder doden”. Hij mag zijn denken natuurlijk niet letterlijk vernietigen, want hij kan niet zonder, maar hij moet het domineren; het is van hem, maar hij is het niet. Zijn inspanningen zijn net als die van het astrale lichaam, dat jou er altijd van probeert te overtuigen dat zijn verlangens de jouwe zijn; je moet ze beide, gevoelens en gedachten, op precies dezelfde manier behandelen. Het beste kan je dit bewerkstelligen door de wil te gebruiken.
Zelfs wanneer de draaikolken die het denken vullen met vooroordelen en dwalingen verdwenen zijn, blijft er nog veel illusie over, wegens onze onwetendheid (Avidya). Een mens kan enorme hoeveelheden kennis hebben en toch een gebrek aan wijsheid. Want kennis houdt zich bezig met objecten en hun relaties in ruimte en tijd, terwijl wijsheid zich bezighoudt met de ziel of het bewustzijn dat in die dingen belichaamd is. Als iemand alleen het zicht op de materie heeft en niet het zicht op het leven, is dat onwetendheid. Daaruit komen dan vier andere grote obstakels voor spirituele vooruitgang voort. Dus vijf in totaal, die de klesha’s worden genoemd.
Als avidya het eerste obstakel is, is het tweede asmita, het idee dat ‘ik dit ben’, waarmee dan de persoonlijkheid bedoeld wordt, die door het leven wordt ontwikkeld tot een heel bepaald iets, met een besliste fysieke, astrale en mentale vorm, beroep en gewoonten. Maar als het inwonende leven kan worden overtuigd om te denken dat hij of zij die persoonlijkheid is, zal hij of zij of haar eigen belangen beginnen te dienen, in plaats van het denken alleen maar te gebruiken als een hulpmiddel voor de spirituele ontwikkeling.
Als gevolg van deze tweede dwaling zoeken mensen rijkdom, macht en roem. De spirituele mens daarentegen prijst zich gelukkig als hij meester kan zijn over zijn eigen hand en brein.
De derde en vierde hindernis mogen samen genomen worden. Ze zijn raga en dwesha, sympathie en antipathie, of aantrekking en afstoting. Ook deze komen voort uit de persoonlijkheid. Mensen houden van de dingen die passen bij hun vaste gemakken en gewoonten; alles wat hen stoort is “slecht”; alles wat bij hen past en hen begunstigt, is “goed”. Zo’n kijk op het leven is niet in overeenstemming met spirituele vooruitgang; we weigeren gunstige omstandigheden niet als die komen, maar we moeten leren er onverschillig tegenover te staan en de dingen te nemen zoals ze komen, zonder voor- of afkeer, zonder wegduwen of naar zich toe trekken. De nadruk op aantrekking en afkeer, sympathie en antipathie, moet verdwijnen, en het kalme oordeel van het hogere zelf moet ervoor in de plaats komen.
Het vijfde obstakel is abhinivesha, “verbonden zijn aan een vorm of levenswijze, of aan de persoonlijkheid”. Hieruit ontstaat angst voor ouderdom en voor de dood – gebeurtenissen die nooit voor de eigenlijke onsterfelijke mens zelf kunnen bestaan, maar te zijner tijd nu eenmaal de persoonlijkheid moeten overkomen.
Alle draaikolken ontstaan uit deze vijf obstakels. Concentratie en meditatie zijn de middelen om ze te verdrijven. Wanneer het kama-manas niet langer naar beneden neigt, kan het manas zich naar boven keren om manas-taijasi te worden.