TVN Home » Tijdschrift Theosofia » Archief » 2005 » Februari » Goddelijkheid; de occulte structuur van cosmos en mens
Geoffrey Farthing

Goddelijkheid; de occulte structuur van cosmos en mens

  • Geoffrey Farthing

Deel 1 (van 6) uit: De geweldige positieve ontwikkelingsmogelijkheden van Theosofie. Blavatsky-lezing gehouden in Winchester op 29 juli 2001 tijdens de Zomerschool van de Engelse afdeling van de Theosophical Society.

Inleiding

Maar gij, Occultisten, Kabbalisten en Theosofen, gij weet heel goed dat een Woord, zo oud als de wereld, hoewel nieuw voor U, geklonken heeft bij het begin van deze cyclus, waarvan de potentie, onopgemerkt door anderen, verborgen ligt in de som der cijfers van de jaren 1889; gij weet heel goed dat er zojuist een toon is aangeslagen die nooit eerder gehoord is door de mensheid van dit tijdperk; en dat er een Nieuw Denkbeeld onthuld wordt, gerijpt door de krachten der evolutie. Dit Denkbeeld verschilt van alles wat er in de negentiende eeuw naar voren is gebracht; het is echter identiek met de gedachte die de overheersende toon en de grondtoon vormde van iedere eeuw, in het bijzonder van de afgelopen eeuw – absolute vrijheid van denken voor de mensheid. (C.W.XI, 133)

Theosofie is in haar volledigheid allesomvattende kennis van de natuur en van de wijze waarop de Natuur werkzaam is, waarbij de mens een fundamentele rol speelt. Het mensenrijk is een kritische fase in het immense evolutionaire programma wanneer de ‘Mens’, de denker, geboren wordt. De kennis van Theosofie wordt verkregen door generaties getrainde zoekers en onderzoekers, Ingewijden in de Esoterische Mysteriën. Zij maakt er aanspraak op een uitdrukking te zijn van de Waarheid, van de feiten van het bestaan. Daarom berust zij niet  op gissingen of geloof.

De Natuur wordt zelf gezien als een samenstel van alles wat in haar aanwezig is in een reeks van hiërarchieën van levende wezens, van de allerlaagste tot de allerhoogste, van de elementen waaruit de materie van onze objectieve wereld bestaat, omhoog langs de evolutionaire ladder door de rijken van de Natuur heen tot aan de mens en nog verder, tot in de rijken van het boven-menselijke. Theosofie stelt dat er rangen van bovenmenselijke wezens bestaan die met het totaal van door hen verzamelde wijsheid en kennis, de ‘scheppers’ en ‘bestuurders’ van ons planetaire systeem omvatten.

20        Theosofia 106/1 · februari 2005

Theosofie vertelt ons dat er in het hart van al het bestaande een gemeenschappelijke Essentie aanwezig is. Deze essentie manifesteert zich als ‘Leven’. Alles is ermee begiftigd; er bestaat geen dode materie. Evenzo heeft alles zijn eigen mate van gevoeligheid, al is het niet meer dan een vermogen om op iets te reageren, of om alleen maar te ‘voelen’, d.w.z. te reageren op prikkels van buitenaf, en zelfs geheugen. In haar meer ontwikkelde vormen wordt gevoeligheid bewustzijn. Deze gevoeligheid manifesteert zich vanaf de laagste elementale of minerale vormen, door de complexere plantaardige en dierlijke vormen, tot volledig bewustzijn in de mens. Daarna gaat zij door alle gradaties tot bewustzijnsniveaus van een grootsheid waarvan wij op ons niveau van evolutie nauwelijks kunnen dromen.

Vanwege de vermogens die zij ontwikkeld hebben en vanwege de gezuiverde spirituele aard van deze bewoners van de hoogste niveaus van het bestaan, kunnen we hen als goden beschouwen. Aangezien zij ze in zichzelf ontwikkeld hebben kunnen zij de impulsen die het meest veredelen en die van mededogen vervuld zijn nalaten aan de mens die ze tot uitdrukking kan brengen. Deze nemen toe naarmate men de ladder van de evolutie verder bestijgt.

Men kan zich de ontwikkelingsmogelijkheden die Theosofie biedt voorstellen in termen van de manieren waarop zij het gedrag beïnvloeden. Dit is in het bijzonder het geval bij de mens en de hele menselijke situatie. We kunnen gemakkelijk twaalf aspecten van deze ontwikkelingsmogelijkheden benoemen:

1.    Het begrip Godheid in de Cosmos en in de Mens

2.    De Occulte Samenstelling van de Mens en de Niveaus van het Bestaan.

3.    Goddelijke Wetmatigheid, die het allesomvattende cosmische proces regelt.

4.    Evolutie, altoos ontstaand Leven, de majesteitelijke gang naar volmaaktheid.

5.    Het begrip Reïncarnatie, in relatie tot de Cycli van Worden.

6.    Religie: alle systemen om de Mens te begeleiden op zijn spirituele reis.

7.    Toestanden na de dood, Spiritisme en het Paranormale

8.    Ecologie, een meevoelende relatie met de Natuur

9.    De Ordening van de samenleving: vrijheid binnen een stelsel van wijze wetten.

10.  Opvoeding: het bijbrengen van gezonde waarden en de juiste ontwikkeling van het individu.

11.  Wetenschap: pogingen van de mens om te doorgronden hoe de Natuur werkzaam is.

12.  Kunst, Gezondheid, Psychologie en Parapsychologie.

Misschien vragen sommige mensen die Theosofie bestuderen zich af waarom de grootse Cosmologie van de Theosofie niet genoemd is. Wanneer de Cosmologie diepgaand bestudeerd wordt, dan verschaft zij antwoorden op vele vragen met betrekking tot hoe dingen tot stand komen en zijn zoals ze zijn, en met ‘dingen’ worden hier ook die dingen bedoeld die voor ons op het stoffelijke niveau niet alleen objectief maar ook subjectief zijn, betrekking hebbend op onze innerlijke aard. Deze Cosmologie, of een erkenning ervan, is echter niet een ontwikkelingsmogelijkheid die normaal gesproken aan de mensheid ten goede komt in deze tijd.

Theosofie vertelt ons dat er in het hart van al het bestaande een gemeenschappelijke Essentie
aanwezig is. Deze essentie manifesteert zich als ‘Leven’.

Theosofia 106/1 · februari 2005        21

Een van de belangrijkste ontwikkelingsmogelijkheden van Theosofie ligt besloten in het feit dat zij verklarend van aard is.
Zij biedt ons veel kennis, gegevens om een werkbaar universeel model te leveren of een paradigma, om de taal van de moderne wetenschap te gebruiken, totdat we het zelf weten.

De Eerste Ontwikkelingsmogelijkheid:

HET BEGRIP GODDELIJKHEID

Het begrip Goddelijkheid kan beschouwd worden als veruit de belangrijkste weldadige ontwikkelingsmogelijkheid van de Theosofie. Daardoor wordt de mens, in zijn innerlijke essentie, beschouwd als goddelijk, onlosmakelijk verbonden met de Cosmos. Hij bevindt zich er niet slechts in, maar hij is er een deel van. Dit wordt geillustreerd in de theosofische samenstelling van de mens, waarin al zijn beginselen de cosmische niveaus van zijn weerspiegelen. Cosmische functies op verscheidene niveaus, van de stoffelijke tot de hoogste spirituele aan toe.

Het totale universele proces is een uitdrukking van het Ene leven. Zij is de bezielende dynamiek achter de activiteiten van alle gemanifesteerde levensvormen. Het is het Ene leven dat zich manifesteert als de inwendige energie van die levensvormen. Het is de gigantische dynamische kracht die het hele geordende proces gaande houdt, vanaf het allereerste begin van een periode van activiteit, d.w.z. vanaf de geboorte van de Cosmos (Manvantara), tot het einde ervan wanneer het hele machtige proces in rust verzinkt (Pralaya), de vruchten van haar immense periode van activiteit met zich meedragend. Deze vruchten zijn de verzamelde ervaring van talloze myriaden levens die zich afgespeeld hebben tijdens het hele machtige proces. Alles wordt vergaard en opgeslagen als universeel geheugen.

Goddelijkheid is de ware essentie van ieder menselijk bestaan. De invloed van dit denkbeeld kan misschien eerst aarzelend zijn en zich slechts bij vlagen doen gelden, maar zij neemt toe zoals dat ook het geval is met de spirituele aard van de mens door de ervaringen die hij opdoet in zijn lange reeks persoonlijke levens. Hij wordt zich langzaam min of meer bewust van zijn innerlijke goddelijke aard. Dit manifesteert zich als geïnspireerde motivatie bij zijn handelen; hij voelt de leiding van zijn geweten.

Met betrekking tot het begrip Godheid in de schepping en in het leiden van het universum lezen we het volgende in De Geheime Leer:

Zij (de Geheime Leer) erkent een Logos of een Collectieve “Schepper” van het Heelal; een Demiourgos – in de betekenis die men eraan geeft wanneer men spreekt over een “Bouwmeester” als de “Schepper” van een gebouw, terwijl de architect er nooit een steen van heeft aangeraakt, maar, terwijl hij het bouwplan heeft geleverd, al het handwerk aan de metselaars heeft overgelaten; in ons geval werd het plan geleverd door de Ideatie van het Heelal en het bouwwerk werd overgelaten aan de scharen van verstandelijke  Machten en Krachten. Maar die Demiourgos is geen persoonlijke godheid, – d.w.z een onvolmaakte buitencosmische god – maar slechts de totale verzameling der Dhyani-Chohans (Aartsengelen) en de andere krachten.

Wat de laatste betreft – Zij zijn tweevoudig in hun aard; omdat zij samengesteld zijn uit (a) de redeloze brute energie, die inherent in de materie aanwezig is, en (b) de verstandelijke ziel of het cosmisch bewustzijn dat deze energie richt en leidt, en welke is de Dhyani-Chohanische gedachte welke de Ideatie van het Universele Denkvermogen weerkaatst. (G.L. I, p.306/07) (TUP uitgave)

Het totale universele proces is een uitdrukking van het Ene leven.

22        Theosofia 106/1 · februari 2005

De Theosofische Godheid is een Entiteit, maar slechts in de betekenis van een collectiviteit, een verzameling van de Dhyani-Chohans, beschreven als “de hoogste goden … de goddelijke intelligenties belast met de supervisie over de Kosmos” (Theosophical Glossary).

Dit zou ons ertoe kunnen brengen om over Godheid te denken als “iets wat daarbuiten is”, iets dat los staat van ieder van ons individueel. We moeten echter de lering in How to Study Theosophy (H.P.B. – The Bowen Notes) in gedachte houden, die in Nederland is uitgegeven als de brochure Madame Blavatsky over de studie van Theosofie, p. 7:

Wat je ook in de G.L. wilt bestuderen, houd steeds de volgende denkbeelden voor ogen, die de basis moeten zijn van je ideeën-vorming:

a)    DE FUNDAMENTELE EENHEID VAN ALLE BESTAAN. Deze eenheid is iets heel anders dan de gebruikelijke opvatting van eenheid – bijvoorbeeld wanneer we spreken van een natie of leger als een eenheid, of dat de ene planeet verbonden is met een andere door middel van magnetische krachten en dergelijke. Zo is de leer niet. Bedoeld wordt dat het bestaan EEN is, niet zomaar een verzameling van zaken die met elkaar verbonden zijn. Er is fundamenteel slechts EEN ZIJN.

Dit heeft diepgaande en verstrekkende implicaties, die we ons maar moeilijk kunnen indenken, maar het betekent overduidelijk dat er geen sprake is van Godheid en wij. Er bestaat maar één ding. Alles, inclusief ieder menselijk wezen, is dat ‘Ene Ding’. Wil Theosofie voor hem een concreet iets worden, dan zal iedere bestudeerder ervan tot dit besef moeten komen. Wat een verandering wordt er aldus teweeg gebracht in ons toekomstperspectief, in het standpunt dat we tegenover onszelf innemen!

Dit principe van EENHEID is van het grootste belang op het terrein van Wetenschap, Religie, Opvoeding en Ecologie.

Eenheid drukt zich gedurende manifestatie uit als schier oneindige verscheidenheid. Deze diversiteit leidt tot het gevoel van afgescheidenheid bij mensen en veroorzaakt al die overvloedige moeilijkheden  bij menselijke aangelegenheden. Het teniet doen van de gevolgen van deze moeilijkheden in onze samenleving is een enorm voordeel van deze Potentie (ontwikkelingsmogelijkheid). Het begrip van God als Eenheid wordt, indien het voldoende beseft en uitgewerkt wordt, een machtige achtergrond voor ons gedrag.

Het denkbeeld van Eenheid heeft een belangrijk gevolg, zo staat in de Bowen Notes (p 9a, Nederlandse uitgave p. 8 c)

Het derde gronddenkbeeld dat men moet vasthouden is dat de mens de Microcosmos is. Aangezien hij dat is, bestaan alle hiërarchieën in de hemelen in hem. Maar de waarheid is dat er noch macrocosmos noch microcosmos bestaat. Er is één bestaan. Groot en klein zijn begrippen die alleen voor een beperkt bewustzijn bestaan.

Dit denkbeeld moeten we ons voor ogen houden bij het bestuderen van de Samenstelling van de Mens, de Tweede Potentie.

De Tweede Ontwikkelingsmogelijkheid

DE OCCULTE STRUCTUUR VAN DE COSMOS EN DE MENS

In de leringen van de Grote Kennis, die Theosofie genoemd wordt, zijn er zeven niveaus van cosmisch bestaan, ieder gerangschikt naar zijn kenmerkende aard. Van deze zeven is er één stoffelijk, de andere zijn niet stoffelijk, innerlijk en onzichtbaar op het stoffelijk niveau. Het zijn: ten eerste, op het hoogste niveau, Geest (Atma) die het allerhoogste is, maar die niet werkzaam is wanneer hij niet een of ander voertuig heeft waarin of waardoorheen hij werkzaam kan zijn. Het eerstvolgende niveau daaronder is dat van het voertuig (Buddhi). Tezamen genomen vormen deze twee niveaus een dualiteit, of twee polen van het Bestaan, Geest en Stof, aangeduid als de Monade, die door alle lagere niveaus van de schepping heen gaan. De dualiteit vormt de basis van subjectiviteit en objectiviteit die zich in ons manifesteren als bewustzijn en dat waarin het bewustzijn kan ontstaan, d.w.z vorm of voertuig. Het is ook datgene waarvan het bewustzijn zich objectief bewust kan zijn.

De mens is de Microcosmos. Aangezien hij dat is, bestaan alle hierarchieën in de hemelen in hem. Maar de waarheid is dat er noch macrocosmos noch microcosmos bestaat. Er is één bestaan.

Theosofia 106/1 · februari 2005        23

De twee aspecten van het Ene in manifestatie (de Monade) doen de dualiteiten van leven en vorm ontstaan, positief en negatief, actief en passief, mannelijk en vrouwelijk, enzovoort. Hun Essentie is de uiteindelijke universele Eenheid, gemeenschappelijk bezit van alles wat bestaat, van alle schepselen inclusief de mens. Hun bestaan is in overeenstemming met de cyclische wet. Periodiek manifesteren zij (of het, de Monade) zich als substantie of vorm, de objectieve kant van de Natuur, en als innerlijk of subjectief d.w.z. beweging of activiteit, wat de basis is voor voelen of een graad van bewustzijn afhankelijk van het evolutionaire niveau, d.w.z. van de ontwikkeling van deze vormen.

Alle activiteiten van levende vormen zijn onderhevig aan afwisselingen van handelen en rusten, inademen en uitademen, hartkloppingen, getijden en seizoenen, enzovoort. Deze ritmes zijn universeel. De aard van hun diverse uitdrukkingswijzen hangt af van de kenmerken van de voertuigen, de levensvormen, waardoorheen zij functioneren. Deze voertuigen vormen, allemaal bij elkaar genomen, de zichtbare of objectieve Natuur, op al haar niveaus, stoffelijk en niet-stoffelijk.

In de mens is zijn Individualiteit (Ego), zijn “Ik”gevoel, geconcentreerd in zijn denken, in zijn denk- beginsel (Manas). In universele termen uitgedrukt is dit Mahat, het cosmisch beginsel van het Denken ofwel Goddelijke Ideatie. Manas heeft twee aspecten, een hoger en een lager. Het hogere is gericht op de Monade, d.w.z. op de Geest (Atma) die werkzaam is via zijn voertuig Buddhi en het lagere is het voertuig voor het normale persoonlijke denkproces. Er is één enkel denkend beginsel, maar het is werkzaam op deze twee niveaus: het ene is het goddelijke (het Universele) en het andere is het persoonlijke zelf, tijdens het leven van een mens.

Gewoonlijk zijn deze twee aspecten van het denken feitelijk gescheiden, waarbij het hogere het lagere slechts zo nu en dan beïnvloedt. Het lagere denken is het persoonlijke, dat periodiek incarneert in afzonderlijke opeenvolgende stoffelijke lichamen. De hogere spirituele individualiteit (Ego) is op een lange evolutionaire reis. Zij verzamelt haar voedsel uit de zuiver spirituele ervaring van haar persoonlijkheden. De gewone ervaringen van het persoonlijk leven leveren er geen bijdrage aan.

De persoonlijke mens heeft vier beginselen. Hij heeft zijn lagere denken (Manas), zijn emoties (Kama), een ‘levens’beginsel (Prana) met zijn voertuig (het Astrale) en tenslotte het objectieve, stoffelijke lichaam.

In de gemiddelde mens is het persoonlijk denken nauw verbonden met zijn wensen, verlangens en met alles wat te maken heeft met een wereldse, zuiver persoonlijke aard, zijn naaste familie, zijn bezittingen, zijn levensonderhoud, zijn sociale positie, enz. Dit persoonlijk denken is zijn ‘gereedschap’ om alle noodzakelijke functies te vervullen die van een mentale aard zijn, d.w.z. rekenen, van buiten leren, oordelen vormen, beslissingen nemen, allemaal zaken die nodig zijn om goed als persoon in de wereld te kunnen functioneren. De meeste ervan zijn niet spiritueel. Talent en vaardigheid kunnen door ervaring verworven worden op persoonlijk niveau, maar zij dragen niet bij aan de ontwikkeling van de goddelijke Egoïsche entiteit. Alleen wanneer de hoogste motivaties, zoals plichtsgevoel, liefde, mededogen, medelijden, altruïstische behulpzaamheid enzovoort het handelen beïnvloeden, is dit handelen van een spirituele aard.

24        Theosofia 106/1 · februari 2005

Deze lijst van spirituele eigenschappen weerspiegelt niet alleen de aard van ons goddelijke zelf, maar heeft ook haar weerslag op de lagere beginselen van onze persoonlijke emotionele aard. Er zijn op verschillende manieren aspecten van te vinden op verschillende niveaus van bestaan. In hun zuivere vorm zijn zij spiritueel, maar op het persoonlijke niveau worden de meeste van zelfs onze hoogste emoties gekleurd door zelfzucht.

Het volgende beginsel  onder dat van het denkvermogen is dat van de persoonlijke emoties: het beginsel van verlangen in al zijn vormen. Dit beginsel is nauw verbonden met het lager denken, dat altijd een rechtvaardiging kan vinden voor wat wij ‘willen’ doen. Deze combinatie van denken en emotie wordt soms aangeduid als de ‘psyche’ of sterfelijke ziel.

Het laatste van onze beginselen is ons stoffelijk lichaam, waarin tijdens het aardse leven al onze innerlijke subjectieve activiteiten geconcentreerd worden. Emotionele behoeften worden omgezet in begeerten en daar komen onze meer dierlijke driften vandaan. Onze lichamen zijn ons middel om waar te nemen en te handelen in de stoffelijke wereld. Het is in ons lichaam (stoffelijke hersenen) dat we ons normaal bewust zijn. Het ‘hier en nu’ voor ons waarin we bij uitstek ons bestaan hebben is nauw verbonden met ons lichaam. Er zijn echter aanwijzingen dat er een onafhankelijk subjectief bestaan mogelijk is, bijvoorbeeld bij uittredingen.

Het is duidelijk dat ons stoffelijk lichaam begiftigd is met ‘leven’ dat beschouwd wordt als een afzonderlijk beginsel. Dit ‘levens’beginsel (Prana of Jiva), dat staat voor bezielende energie, wordt ‘verzameld’ en opgeslagen in een ander beginsel dat nauw verbonden is met het stoffelijke, een heel belangrijk beginsel dat bekend staat als het Astrale lichaam. Het weerspiegelt het Astrale Gebied waarin de vormen bestaan die geprojecteerd worden in de stoffelijke wereld. Het Astrale als lichaam zowel als gebied is ook het reservoir van het geheugen.

Deze informatie over de occulte samenstelling van de mens is misschien op zich niet een weldadige theosofische ontwikkelingsmogelijkheid, maar zij is wezenlijk voor het begrijpen van de religies, de toestanden na de dood, de spiritistische verschijnselen, de werkingen van Karma.

Het is echter door ons stoffelijk lichaam dat normaal gesproken al onze activiteiten, zowel de innerlijke als uiterlijke, tot uitdrukking gebracht worden. De activiteiten van het stoffelijk lichaam geven ons de levenservaringen die van belang zijn.

Onze stoffelijke lichamen zijn levende wezens, in hun totaliteit samengesteld uit hele scharen van ondergeschikte levens (cellen). Zij zijn er allemaal speciaal op gericht om de verscheidene functies van het lichaam te vervullen. Zelfs onze hersenen zijn samengesteld uit zulke gespecialiseerde cellen. Eén van de geheimen voor het juist begrijpen van het functioneren van onze hersenen is dat zij, en zelfs ieder van hun samenstellende cellen, net als wijzelf, hun beginselen hebben in de onzichtbare werelden. Iedere cel van ons lichaam is een levend iets en, wat heel belangrijk is, heeft haar eigen bewustzijn en geheugen (en zelfs wil). Zij heeft haar tegenhanger in het Astrale en, hetzij sluimerend hetzij actief, op nog hogere niveaus van het bestaan, b.v op het emotionele, mentale en spirituele. Ook de cellen zijn duidelijk gevuld met de levensenergieën die ons stoffelijk lichaam ondersteunen en bezielen.

Alleen wanneer de hoogste motivaties, zoals plichtsgevoel, liefde, mededogen, medelijden, altruïstische behulpzaamheid enzovoort het handelen beïnvloeden, is dit handelen van een spirituele aard.

Theosofia 106/1 · februari 2005        25

Door de innerlijke subjectieve gebieden krijgen we wat begrip van delen van onszelf die anders onbekend voor ons zouden zijn. Zij verschaffen ons bijvoorbeeld gegevens voor een meeromvattend systeem van psychologie, dat ons niet alleen met het emotionele, maar ook met mentale en spirituele niveaus verbindt, tot aan het goddelijke toe.

Deze beginselen van de mens worden gezien als weerspiegelingen van de zeven cosmische gebieden. Naar analogie, “zo boven, zo beneden”, is het totale wezen van de mens in alle opzichten hetzelfde als dat van het Universum. Hij is de microcosmos van de Macrocosmos. Aangezien alles in de Cosmos levend is, worden de niveaus samengesteld uit levens die op hun beurt deel uitmaken van een opklimmende Hiërarchie. Doorslaggevend bij al deze verscheidene aspecten van het bestaan is de Eenheid die eraan ten grondslag ligt, wat nooit door iemand die Theosofie bestudeert over het hoofd mag worden gezien of vergeten.

Daar beweging alles doordringend is,
en volkomen rust ondenkbaar,
en omdat onder welke vorm of masker
beweging zich ook vertoont,
als licht, hitte, magnetisme, … of elektriciteit –
moeten deze alle facetten zijn
van Eén en dezelfde universele almachtige Kracht,
die we kortweg noemen:
‘het Ene Leven’, de ‘Ene Wet’…

The Mahatma Letters, pp. 155-156