Het leven is een offer, Carin Citroen
Aangezien het grondbeginsel van de Theosofische Vereniging aangeeft dat alle leven één is, hebben we vaak over ongelijkheid in de wereld gesproken en geschreven en geprobeerd de aandacht van onze lezers te vestigen op de wijder wordende kloof tussen arm en rijk; de verschrikkelijke oorlogen, de schandelijke behandeling en afslachting van dieren. Maar tot nu toe hebben we niet veel geschreven over de toestand van planten en bomen, misschien wel omdat hun kreet niet hoorbaar is voor onze oren. We hebben weinig of geen aandacht voor hun gevoeligheid en lijden gehad.
Daarom zou het een welkome en noodzakelijke verandering zijn onze aandacht te richten op deze prachtige levensvormen, die zo vaak gedachteloos vernietigd worden. Zij schijnen alleen maar in de aandacht te staan wanneer er geldwaarde aan hen als product gekoppeld wordt, een bos bloemen als verjaardagscadeau, een bloemenkrans als teken van eer of een krans voor een lijkkist, bloemen die op tentoonstellingen of in goed ontworpen parken getoond worden, terwijl bomen voornamelijk gewaardeerd worden vanwege hun fruit of hout.
De geneticus Luther Burbank die ongeveer 100 jaar geleden leefde, hield van zijn planten en sprak voortdurend met hen en hij vertelde hun dat hij probeerde vele nieuwe en verbeterde soorten te telen en dat zij niet bang voor hem hoefden te zijn.
Toen op 18 april 1906 een enorme aardbeving San Francisco verwoestte en Santa Rosa reduceerde tot een massa vlammende splinters en rommel, stonden de overweldigde bewoners van die stad versteld toen zij merkten dat er niet één glasplaat van Burbank’s enorm grote broeikas, die niet ver van het centrum van de stad lag, zelfs maar gebarsten was. Burbank zelf was minder verbaasd. Hoewel hij er voor waakte het onderwerp direct in het openbaar ter sprake te brengen, vermoedde hij dat zijn spreken met de natuurkrachten en dus met de Cosmos, de reden geweest zou kunnen zijn dat zijn broeikas beschermd werd.
Carin Citroen is secretaris van de internationale president, zij houdt van dieren en planten.
60 Theosofia 107/2 · april 2006 |
Burbank zei, in zijn correspondentie met Manly P. Hall, dat hij er niet zeker van was dat de struiken en bloemen zijn woorden verstonden, maar hij was er van overtuigd, dat zij hem door de een of andere telepathie konden begrijpen. Bovendien legde hij aan de heer Hall uit, dat hij bij zijn experimenteren de planten in vertrouwen nam, hij vroeg hun of zij hem wilden helpen en verzekerde hun, dat hij een hoge achting en genegenheid voor hun kleine levens had. Wat volgt is een uittreksel van een lezing die Burbank hield, waarin we duidelijk een weerklank kunnen vinden van de waarnemingen die door mevrouw Blavatsky gedaan zijn en het advies dat door haar gegeven is.
Bij het bestuderen van één van de universele en eeuwige wetten van de natuur, of deze nu betrekking heeft op het leven, de groei, structuur en bewegingen van een enorm grote planeet, het kleinste plantje, of van de psychologische bewegingen van de hersenen van de mens, zijn er enige voorwaarden nodig voordat wij een van de ‘vertolkers’ van de Natuur kunnen worden of enig waardevol werk voor de wereld kunnen scheppen. Vooropgezette ideeën, dogma’s en alle persoonlijke vooroordelen en vooringenomenheid moeten terzijde worden gelegd. Luister geduldig, rustig en eerbiedig naar de lessen die Moeder Natuur één voor één moet onderwijzen. Zij werpt licht op dat wat daarvóór een mysterie was, opdat ieder die dat wil, zal kunnen zien en weten. Zij deelt haar waarheden alleen mee aan diegenen die passief en ontvankelijk zijn. Wanneer wij deze waarheden aanvaarden zoals zij hen voorstelt, waar deze ons ook naar toe mogen leiden, dan hebben wij het hele universum in harmonie tot onze beschikking. Eindelijk heeft de mens een solide basis voor de wetenschap gevonden, aangezien hij ontdekt heeft dat hij een deel is van het universum, dat in vorm eeuwig veranderlijk en in substantie eeuwig onveranderlijk is.
Burbank zou het volkomen eens zijn geweest met wat Fechner zei:
‘… we zitten in een donkere en koude wereld als we de innerlijke ogen van onze geest niet openen voor de innerlijke vlam van de Natuur.’
Wij schijnen die geest verloren te hebben van kijken naar de natuurrijken met gevoelige kinderlijke verbazing, waarbij we de schoonheid ervan helemaal in ons opnemen en genieten van de kleuren enz. Wij zijn ongevoelig geworden, omdat we vaak blasé zijn en de deur sluiten voor de innerlijke vlam van liefhebbende zorg en opoffering van de Natuur. Ja, opoffering! Een interessant voorval dat helemaal aan het begin van de jaren 1900 plaats vond, werd verteld door een Cherokee indiaan, een lid van de bekende stam die vroeger een groot gedeelte van het zuidelijk deel van de Verenigde Staten bewoonde.
De Amerikaanse indianen lieten hun kinderen vrij rondzwerven in de bossen, zodat zij hun broeders en zusters onder de planten en bomen konden leren kennen. Veel van deze kinderen vonden in de bossen een speciale plek waartoe zij zich bijzonder aangetrokken voelden en die de rest van hun leven gewoonlijk hun favoriete en geheime plek bleef. Zo gebeurde het dat een van de leden van de stam zijn geheime en heilige plek in een groep prachtige statige oude eiken vond. Later, als volwassene, had hij, toen hij eens onder de eiken uitrustte het gevoel dat zijn drie boomvrienden ongelukkig waren. Om de reden daarvan te ontdekken, maakte hij er een gewoonte van de bomengroep regelmatig te bezoeken. Was het alleen maar een voorbijgaande spanning of iets ernstiger? Tot zijn spijt nam hun ongelukkig zijn dag na dag in een alarmerend tempo toe. Op zoek naar hulp sprak hij erover met de leden van zijn stam en ontdekte hij dat heel langzaam maar zeker een aantal wagens die door ezels werden getrokken de heuvel opkwamen in de richting van het eikengroepje.
Zij waren op pad gestuurd om alle eiken die op de top van de heuvel stonden om te hakken. De leden van de stam groeven de hele weg die naar de heuvel leidde open, zodat de karren en de ezels in de mulle aarde wegzonken, waardoor ze nog langzamer vooruit kwamen. Maar uiteindelijk bereikten zij toch de heuveltop en de eerste wagen stopte even onder de eerste eik. En wat gebeurde er toen? De eerste eik, een reus van een boom, viel om, verpletterde de kar en doodde de twee ezels. Iedereen was met stomheid geslagen, omdat de boom volkomen gezond was. De wagenmenners gingen terug, want ze weigerden de andere bomen aan te raken en beschouwden het als een slecht voorteken, terwijl de Cherokee indianen begrepen dat die specifieke eik zich opgeofferd had om de andere te redden.
Theosofia 107/2 · april 2006 61 |
Wanneer een mens van af zijn kinderjaren zo dicht bij de natuur leeft, wordt er een sterke band tussen hem en het rijk van planten en bomen gevormd, iets wat wij, zoals al eerder is gezegd, door onze z.g. mentale emancipatie verloren hebben.
In The Esoteric Writings of H.P. Blavatsky (p. 416) lezen we:
‘De hersenen voeden zich en leven en groeien net zo als een vampier dat doet, ten koste van hun geestelijke ouder …. (Daarom) hebben zij niet het vermogen om de stem van God te onderscheiden (of, zou je kunnen zeggen: de stem van de Natuur)
Het verlies van een nauw contact met de Natuur is erg jammer, omdat er nog veel dingen zijn waar we weinig van af weten. We weten echter wel dat bomen elkaar kunnen waarschuwen wanneer er een besmettelijke ziekte rondwaart die hen (soms zelfs met fataal gevolg) kan aantasten. Een paar jaar geleden was er een ziekte die de Neem-bomen in delen van India aantastte en zelfs hier op dit terrein (het grondgebied van de T.S. in Adyar). De bladeren van de buitenste takken werden eerst geel en na een tijdje brak de hele tak af. Maar gelukkig hebben ze zich van hun ziekte hersteld. Langzaam maar zeker – in het plantenrijk ontwikkelen de dingen zich gewoonlijk langzaam – waren er steeds minder bladeren die geel werden, totdat zij uiteindelijk weer tot hun normale gezondheidstoestand terugkeerden. Hoe brengen zij het nieuws van hun ziekte over naar andere bomen? Gewoon door een gasachtige substantie, die wij niet kunnen ruiken, af te scheiden die door de wind naar andere bomen wordt overgebracht. Bomen van dezelfde soort hebben dan de tijd om zich voor te bereiden op de vijand, door in hun sap de antistof te mengen die zij nodig hebben. Dit betekent dat bomen sociale schepsels zijn, aangezien zij kennelijk niet alleen met hun eigen welzijn bezig zijn, maar ook met dat van hun soortgenoten. Soms lukt het hun niet. Eens werden de prachtige Nederlandse iepen in Amerika aangevallen door een virus en hoeveel moeite men ook deed, zelfs met behulp van botanische experts, zij stierven allemaal. Je vraagt je af of dit hun karma was, of dat het tijd was voor deze specifieke botanische soort om teruggetrokken te worden uit Amerika.
Beroemde bouwers van muziekinstrumentenzoals Stradivarius en Gardini zochten en vonden het juiste soort hout voor het bouwen van hun violen en andere instrumenten. Steeds wanneer er een hevige storm kwam, gingen deze handwerkslieden naar de bossen, legden hun oor tegen de bomen en luisterden geconcentreerd naar het geluid dat de bomen, die door de storm geteisterd werden, maakten. Jij en ik zullen misschien wel nooit te weten komen wat het was waar ze naar luisterden om de boom van hun keuze eruit te pikken; de meesten van ons zouden zelfs nooit het verschil horen tussen de ene boom die door de storm bewogen werd en een andere. Zoals met alle activiteiten kan alleen een diepgaande interesse en een lange voorbereidende oefening het vermogen ontsluiten om alles waar we maar in geïnteresseerd zijn, te horen, te zien, te begrijpen of te ervaren. Het woord ‘interesse’ komt van het Latijnse werkwoord interesse hetgeen betekent dat iemand door zijn ‘gretigheid’, geduld en vastbeslotenheid om over een bepaald onderwerp te leren, in dat bepaalde onderwerp naar binnen wordt getrokken. Belangstelling kan natuurlijk een zelfzuchtig doel hebben. Daarom moet men, als men serieuze belangstelling voor de natuur nastreeft, een zuiver doel voor ogen hebben; en alle vooraf bedachte ideeen, dogma’s, persoonlijke vooroordelen en zelfzucht laten varen.
Alleen een diepgaande interesse en een lange voorbereidende oefening kan het vermogen ontsluiten om alles waar we maar in geïnteresseerd zijn, te horen, te zien, te begrijpen of te ervaren.
62 Theosofia 107/2 · april 2006 |
Het leven wordt opgebouwd door het offer van het individu aan het geheel. Iedere cel in het levend lichaam moet zich opofferen voor de volmaaktheid van het geheel; anders zullen ziekte en dood de les afdwingen.
In Klein is mooi zegt E.F. Schumacher:
Economie als levensfilosofie is een dodelijke ziekte, omdat oneindige groei niet past in een eindige wereld. Dat economie niet de filosofie van het leven zou moeten zijn is door alle grote leraren aan de mensheid verteld; dat het dit niet kan zijn is vandaag de dag heel duidelijk. Als men de dodelijke ziekte meer gedetailleerd zou willen beschrijven, zou men kunnen zeggen dat het op een verslaving lijkt, zoals aan alcohol of drugs. Het doet er niet zo veel toe of deze verslaving verschijnt in een meer egoïstische of altruïstische vorm, of zij haar bevrediging alleen op een grove materialistische manier zoekt of ook op een artistieke, beschaafde of wetenschappelijk verfijnde manier. Vergif is vergif, zelfs als het in zilverpapier verpakt is … Als de spirituele ontwikkeling, de ontwikkeling van de innerlijke mens, wordt verwaarloosd, dan past zelfzucht, net als kapitalisme, beter bij zijn gerichtheid dan een systeem van liefde voor de medemens.
Uit: The Theosophist, juni 2004
Vertaling: EKB
Het universum wordt van binnen naar buiten geleid.
Zo boven, zo beneden; zo in de hemel, zo op aarde;
en de mens, de microkosmos en de miniatuur van de macrokosmos, is de levende getuige van deze Universele Wet en van de wijze van zijn activiteit.H.P. Blavatsky