TVN Home » Tijdschrift Theosofia » Archief » 2006 » Augustus » Rede van de President, Radha Burnier
Radha Burnier

Rede van de President, Radha Burnier

Het lidmaatschap van de Theosophical Society staat open voor allen die geloven dat de wereld één is. Toch is er een aantal mensen dat lid wordt dat zeer sterk geconditioneerd blijft door de eeuwenoude gewoonte van het denkvermogen om te denken in termen van verdeeldheid.

Zo horen wij van tijd tot tijd een groep die zegt: ‘Wij horen bij onze nationale organisatie in dit land dat van ons is. Wij willen geen inmenging uit Adyar, noch een algemene raad die andere werelddelen vertegenwoordigt waar wij niets mee te maken hebben’. Op een lager niveau wordt in sommige loges een soortgelijk gevoel opgeroepen door die paar mensen die geen begrip hebben van de doelstellingen en het werk van de Vereniging en die denken afgescheiden te zijn van de sectie waartoe zij behoren. Het afgescheiden denkvermogen zegt: ‘Ik, en dus ook mijn loge of mijn associatie, heb andere belangen dan die van de vereniging als geheel’. Het is jammer dat er zulke reacties zijn, zelfs bij een minderheid van de leden, terwijl het fundamentele doel van de vereniging altijd en ook nu is om de vervreemding te elimineren die veroorzaakt wordt door identificaties met land, religie, ras, gemeenschap, andere zaken en vooral door het zich vereenzelvigen met de entiteit die ‘ik’ genoemd wordt.

De TS zou een éénmakende invloed moeten uitstralen die sterk genoeg is om mentale v ooroordelen te vernietigen en aldus voorop moeten lopen bij de spirituele vooruitgang. Een denkvermogen dat alles kan omvatten is volkomen anders dan een denkvermogen dat alles in hokjes verdeelt. Ons ledental zou samengesteld moeten zijn uit mensen die het absolute belang van universaliteit weten te waarderen en niet uit mensen die een werelds standpunt innemen en zeggen: ‘Ik ben dit en jij bent dat’. De hele TS, bestaande uit leden met verschillende achtergronden, is één: wij hebben allemaal het gemeenschappelijk doel van wereldtransformatie, van het vervangen van wedijver door samenwerking. Wanneer er een verdelende houding bestaat tussen ons, is dat als een kanker.

Deze toespraak werd gehouden tijdens de 128ste jaarlijkse conventie van de Theosophical Society, Adyar, 26 december 2003

Theosofia 107/4 · augustus 2006        123

Een denkvermogen dat universeel is beschouwt de hele aarde als haar thuis en alle mensen, en in feite alle levende wezens, als familie, waarvan het welzijn niet los gezien kan worden van dat van enig ander schepsel. Bij het ontbreken van deze benadering, die in beginsel onvoorwaardelijk dient te zijn, ofschoon er in de praktijk soms toch wel uitzonderingen voorkomen, is er niets dat de Vereniging onderscheidt van andere associaties met minder hoogstaande doelen. De universele benadering van de TS heeft niet een uitsluitend wereldse doelstelling; zij opent de deur naar de hogere niveaus van bewustwording, waar men het leven ziet als een alles-doordringende essentie die zich niet leent voor verdeling.

Zoals één van de Groten meer dan een eeuw geleden schreef:

‘De theosofie… moet een objectieve uitdrukking vinden in een allesomvattende levenscode die volkomen doordrongen is van haar geest – de geest van onderlinge verdraagzaamheid, menslievendheid en liefde… Wend immer uw blik af van de onvolmaaktheden van uw buurman en richt liever uw aandacht op uw eigen tekortkomingen met de bedoeling deze te corrigeren en wijzer te worden… Leef u niet uit in onbroederlijke vergelijkingen tussen de taak die u zelf verricht hebt en het werk dat uw buurman of broer ongedaan heeft gelaten op het gebied van de theosofie’.

Deze geest van onderlinge verdraagzaamheid, menslievendheid en liefde is het kenmerk van een theosoof. Verdraagzaamheid is geen negatieve of passieve geestestoestand. Het is de duidelijke erkenning van een belangrijk feit: ieder individu heeft een weg te gaan die hem eigen is en ieder persoon handelt volgens de wet van zijn wezen. Het bestaan van wat de zeven stralen genoemd wordt en hun ontelbare onderverdelingen wijst op de prachtige waarheid dat er, van het midden tot de omtrek en weer naar het midden, talloze wegen te bewandelen zijn. Zoals Sri Krishna zegt in de Bhagavad Gita, alle wegen zijn de zijne. Hij vertegenwoordigt de bron en het doel van alle dingen en is daarom het middelpunt van waaruit het leven door het universum stroomt en op unieke wijze verrijkt ook weer terugkomt.

Wanneer verdraagzaamheid inzicht biedt in de ware aard van alle levende wezens, verbreekt zij de begrenzingen die haar inperken. Eerst wordt zij menslievendheid, en dan bloeit zij op in dat onbeschrijfelijke, diepe bewustzijn van de eenheid van leven, die liefde is. Menslievendheid, of dana , is naar men zegt de eerste van de grote veranderingen in bewustzijn die vereist zijn voor het oversteken van de zee van onwetendheid en pijn naar de overkant. Verdraagzaamheid is het eindigen van weerstand tegen de verschillen die kenmerkend zijn voor de unieke rol en het doel van talloze wezens. Maar wanneer wij echt beginnen met het waarderen van de schoonheid van veel-heid – schoonheid in verschijning, handeling, functie en zelfs in een speciale manier van realisatie – dan bereikt verdraagzaamheid het kritieke punt dat de uitgaande energie van liefde is. Wij hoeven niet aan te nemen dat er een starre opeenvolging bestaat die leidt van verdraagzaamheid naar menslievendheid en dan naar liefde. Alle drie kunnen zich vermengen, waarbij alleen het intensiteitsniveau wordt uitgedrukt dat heerst op elk punt van het pad van vooruitgang naar de Ene waarheid.

Een denkvermogen dat universeel is beschouwt de hele aarde als haar thuis en alle mensen, en in feite alle levende wezens, als familie.

124        Theosofia 107/4 · augustus 2006

Menslievendheid is onmiddellijke respons op de nood van een ander, en op het goede van een ander, of die ander nu een mens is of niet. De respons kan de vorm aannemen van innerlijke of uiterlijke handeling. Maar al te vaak vergeten wij dat onzelfzuchtige gedachten kracht hebben en dat menslievendheid betekent het overal versterken van het goede door zelf een middelpunt te vormen van oprecht ervaren warme, broederlijke gevoelens.

Wanneer er een relatie bestaat van onderlinge en oprechte genegenheid in een gezin, veroordeelt geen van haar leden een ander die struikelt. In tegendeel, hij reikt een helpende hand toe. Dit is toch zeker het soort band dat moet bestaan tussen leden van de Vereniging, in welk land zij ook zijn, welke cultuur of taal zij ook geleerd hebben. Zij die wantrouwen ervaren en zich vastklampen aan het zich identificeren met bepaalde plaatsen, bezittingen, ideeën enzovoort, kunnen niet echt beweren dat zij theosoof zijn of zelfs echte leden van de Vereniging. Zoals de Oudere Broeders, naar wie hierboven verwezen werd, al zeiden: ieder van ons moet voor zichzelf ‘duidelijke, ondubbelzinnige noties van ethische ideeën en plichten’ uitwerken, die het meest en het best de altruïstische en juiste gevoelens in ons bevredigen. Wij moeten manieren zien te vinden om universele broederschap op te bouwen en om meer vrede en begrip in de hele wereld teweeg te brengen. Onze onderlinge verhoudingen binnen de Vereniging zijn een toets voor de theosofische energie die wij kunnen stoppen in contacten buiten de Vereniging.

Wanneer de mensheid tot het hoogste niveau omhooggestuwd is, zal zij datgene belichamen wat één van de Mahatma’s noemde het ‘heilige gevoel’ van liefde, het enige onsterfelijke gevoel dat het sterven van het lichaam overleeft. Het is het voorbestemde doel van het menselijk leven om deze staat van universele liefde te bereiken, die gespeend is van persoonlijke vooroordelen en zelfzuchtige denkbeelden of impulsen. Ons wordt verteld dat er, naarmate de vooruitgang groter is naar bevrijding die de menselijke staat bekroont en individuele persoonlijke gevoelens te boven gaat (zelfs bloedbanden, vriendschap, patriottisme en vooringenomenheid jegens andere rassen), dat er dan het enige ware en heilige gevoel zal ontstaan: een geweldig grote liefde voor de hele mensheid, onzelfzuchtig, universeel en eeuwigdurend. Bovendien is dat de plicht van ieder mens die in staat is tot een onzelfzuchtige impuls, om te doen wat hij maar kan voor het welzijn van de mensheid. Leren van zijn gezin te houden, van zijn land of van wat dan ook is nog maar het begin van leren van het geheel te houden.

Wanneer de mensheid beseft dat universele liefde haar doel is en daarvoor gaat werken, dan zal al het andere goed komen. Alle wezens in het dierenrijk zullen ‘grote oudere broeders’ ontdekken in de mens, en zij zullen met liefde en zorg omringd worden. Zij zullen bevrijd worden van hun agressie en de slechtste dierlijke eigenschappen. Vele religies hebben zo’n toekomst beschreven, zo wordt bijvoorbeeld gezegd in de christelijke geschriften:

‘De wolf en het lam wonen samen, de panter vlijt zich neer naast het bokje, het kalf en de leeuw weiden samen: een kleine jongen kan ze hoeden. De koe en de berin sluiten vriendschap, hun jongen liggen bijeen. De leeuw eet haksel als het rund, de zuigeling speelt bij het hol van de adder, het kind strekt zijn hand uit naar het nest van de slang. Niemand doet nog kwaad of handelt nog verderfelijk op heel mijn heilige berg; want de kennis van Jahwe vervult het hele land, zoals het water heel de bodem van de zee bedekt.’ (Jesaja 11, 6-14.)

De oosterse traditie wil dat in aanwezigheid van heiligen veel gevaarlijke dieren hun angst kwijtraken en niet langer een bedreiging vormen voor anderen. Dit is geen verbeelding, maar een voorspelling van de rol van de mens, daar hij zich bovenaan de evolutionaire keten op aarde bevindt – niet een destructieve rol, zoals hij die nu heeft, maar als weldoener van allen die fysiek of mentaal zwakker zijn.

Wanneer de mensheid beseft dat universele liefde haar doel is en daarvoor gaat werken, dan zal al het andere goed komen.

Theosofia 107/4 · augustus 2006        125

De mens zou ook van de aarde een fantastisch paradijs kunnen maken, met een enorm grote verscheidenheid aan plantenleven. U kent waarschijnlijk allen het verhaal van een verwaarloosd stuk land waarop een man werkte met veel toewijding en dat hij veranderde in een prachtige tuin. Toen de tuin er in volle glorie bijlag, merkte een priester, die hier elke dag langskwam, eens op: ‘Hoe wonderschoon zijn God’s werken!’ Maar de man die het land bewerkt had, antwoordde: ‘U had het moeten zien toen het helemaal aan God was overgelaten!’ Het is een deel van de menselijke lotsbestemming om het evolutionaire werk van de natuur te helpen en te versnellen; de mens is begiftigd met prachtige eigenschappen, intelligentie en vaardigheden, opdat hij kan samenwerken met de natuur en de aarde kan omvormen tot een hemel.

Maar wij kunnen niet plotseling opbloeien tot liefde en harmonie in handeling. Laten we om te beginnen leren verdraagzaam te zijn, elkaars unieke aard te waarderen; laten wij onze gevoelens van sympathie uitbreiden en leren vol liefde te denken en te handelen jegens iedereen. Door zo onze hoofden en harten te zuiveren zullen wij in liefde groeien. Juist aan de basis van het theosofische werk moet een geest van vriendschap en verdraagzaamheid, vertrouwen en samenwerking in het leven geroepen worden. Waar ook maar een loge is of een groepje leden, is het van essentieel belang om het besef in te prenten en te versterken dat wij een wereldwijde, nauw verbonden groep mensen zijn, die eenzelfde kijk op de wereld delen, een gezamenlijke ethiek, en een levenswijze die het meest bevorderlijk is voor het bereiken van ons gezamenlijke doel: universele liefde.

De dichter Tennyson, die van tijd tot tijd verlichting van het denkvermogen ervaren heeft, schreef: ‘Opperste kennis is niets anders dan opperste liefde’. Omgekeerd is opperste liefde ook opperste kennis. Door intellectuele processen en experimenteel onderzoek wordt de aard van het universum tot op zekere hoogte begrepen door wetenschappers. Maar alleen wanneer het denkvermogen zijn barrières doorbreekt en de staat van universele liefde betreedt, gaat het de complexe schoonheid en waarheid van de levensfuncties leren kennen. Door diep in de materiële samenstelling en processen van levende lichamen te duiken ontdekken moderne wetenschappers een verbijsterend en ingewikkeld mechanisme op het onzichtbare nano-niveau. Elk molecuul is een wonder. Een aanhaling van de onderscheiden wetenschapper Paul Davies:

‘Iedere cel zit volgepakt met piepkleine structuren die regelrecht uit een ingenieurshandboek lijken te komen. Minuscule pincetten, scharen, pompen, motoren, hefbomen, kleppen, pijpen, kettingen en zelfs voertuigen komen veelvuldig voor. Maar natuurlijk is de cel meer dan alleen maar een tas vol instrumentjes. De verscheidene delen passen in elkaar om een gladjes functionerend geheel te vormen, zoals het geval is bij een ingewikkelde fabrieksproductielijn. Het levenswonder is niet dat het gemaakt is van nanogereedschap, maar dat deze piepkleine verscheidene deeltjes op een goed georganiseerde manier geïntegreerd zijn.

Wat is het geheim van deze verbluffende organisatie? Hoe kunnen stomme atomen dit voor elkaar krijgen? Ieder apart kunnen atomen alleen maar hun buren opzij duwen en een band met ze vormen als de omstandigheden daarvoor geschikt zijn. Toch krijgen ze collectief ingenieuze wonderen voor elkaar wat betreft constructie en beheersing, van een tot nu toe door menselijke ingenieurs ongeevenaarde complexiteit en precieze afstemming.’

Laten we om te beginnen leren verdraagzaam te zijn, elkaars unieke aard te waarderen; laten wij onze gevoelens van sympathie uitbreiden en leren vol liefde te denken en te handelen jegens iedereen.

126        Theosofia 107/4 · augustus 2006

Dit alles lijkt wonderbaarlijk, maar wetenschappers aanvaarden geen wonderen. Dus zijn ze verbijsterd en zolang hun benadering alleen intellectueel is, zullen ze misschien nooit het geheim ervan ontdekken. Maar de ziener of de wijze met grenzenloze liefde, die één met alle leven is, weet dat het Ene Leven doordringt in, ja zelfs de essentie is van, ieder stoffelijk atoom. Vandaar dat het de materie zelf vormt ( ML no. 10). HPB citeerde de beroemde wetenschapper Edison ( CW , XII. 130), lang voor het tijdperk van snelle wetenschappelijke vooruitgang:

‘Het lijkt mij dat ieder atoom in het bezit is van een bepaalde hoeveelheid primitieve intelligentie. Kijk eens naar de duizend manieren waarop atomen combinaties vormen met de manieren van andere elementen… Wilt u zeggen dat zij dit doen zonder intelligentie?’

Liefde leert haar volgelingen de mysteries van de natuur te ontsluieren. Zoals Annie Besant al zei:

‘Dat wat nooit ontstaat door argumenten, door tegenstellingen, door intellectueel redeneren, zal ontstaan als het hart van liefde binnenin ons de spirituele aard heeft doen ontwaken. Want liefde is dieper dan intellect, liefde is groter dan intelligentie, en de liefdesaard en de goddelijke aard zijn zo nauw verbonden dat het niet lang meer zal duren voordat de mens die zijn broer bemint, ook God bemint’.

De weg naar Goddelijke Wijsheid of theosofie is de weg die leidt tot onvoorwaardelijke, onbegrensde liefde. Hij begint met verdraagzaamheid, menslievendheid en een heleboel aanverwante deugden. Laten we binnen de theosofische vereniging niet de fout maken om in hokjes te blijven zitten van nationalistische, raciale of religieuze gevoelens en daardoor niet langer ware theosofen te zijn.

Uit: The Theosophist , januari 2004
Vertaling: A.M.I.

Ruimte is de grondvoorwaarde voor al wat bestaat, of het nu materieel of immaterieel van aard is, omdat we ons geen voorwerp of wezen kunnen voorstellen zónder ruimte.

Ruimte is daarom niet alleen een grondvoorwaarde voor alle bestaan, maar een fundamentele eigenschap van ons bewustzijn.


Foundations of Tibetan Mysticism