TVN Home » Tijdschrift Theosofia » Archief » 2006 » December » Creativiteit of conformiteit, Radha Burnier
Radha Burnier

Creativiteit of conformiteit, Radha Burnier

Een vogeltje dat in een boom zit zal misschien instinctief oefenen in het met zijn vleugels flapperen voordat het in staat is te vliegen, maar instinct is niet het uitgangspunt van al zijn handelingen. We zien vaak hoe een vogelouder naast zijn kroost zit terwijl hij hem leert met zijn vleugels te flapperen; het kleintje doet het na en leert het. Leren door imitatie is noodzakelijk om te overleven. Af en toe is er misschien een ongehoorzaam jong dat weigert het te leren. Als een hertje bijvoorbeeld probeert weg te lopen terwijl zijn moeder aangeeft dat er gevaar dreigt, kan ze hem straffen en dan leert hij te doen zoals zijn moeder doet – stilzitten of wegrennen.

Aangezien imitatie deel uitmaakt van het overlevingsproces, is dit ingeworteld in het menselijk denkvermogen, dat gedurende een lange tijdspanne geëvolueerd is. Wij zijn allen diepgaand geconditioneerd om te doen wat anderen doen. Ook talen worden geleerd door imitatie. Baby’s doen geluiden na die volwassenen maken. In zeldzame gevallen, wanneer een kind opgevoed is in het oerwoud door een dier, verwerft het kind niet het vermogen tot menselijke taal. Misschien leert hij of zij te spreken zoals de dierlijke stiefouders.

Zo zijn menselijk gedrag en denken over het algemeen mechanisch, niet doordacht, want imitatie kan plaatsvinden zonder dat men gedachten en handelingen hoeft te onderzoeken. Om deze reden verandert de menselijke samenleving niet gemakkelijk. Elke generatie erft onbewust houdingen en reflexen van de vorige generatie. Aangezien de meeste mensen conformisten zijn, is het scheppen van een nieuwe samenleving met een beter gevoel voor waarden bijzonder moeilijk. Grote veranderingen vinden alleen plaats in de wereld wanneer magnetische individuen onafhankelijk denken initiëren.

Het is vaak gevaarlijk om niet te conformeren aan religieuze, politieke en andere patronen van geloof en handeling. Het was gevaarlijk voor Jezus te zijn zoals hij was. Aldus gaan zelfs mensen die zich bewust zijn van de nadelen van zich conformeren door met in de groef zitten, aangezien zij het ongemak of het gevaar vrezen van ‘buitenstaanders’ te zijn in de maatschappij.

Theosofia 107/6 · december 2006        203

Imitatie en conformiteit hebben verschillende vormen: het nadoen van het gedrag van mensen in films; het trachten groepen leeftijdsgenoten bij te houden; of het gedachteloos volgen van de mode, hoe ongemakkelijk of ongeschikt dit ook kan zijn. Die imiterende houding staat gezond verstand vaak in de weg. Toch kan men zich ook bewust conformeren met betrekking tot onbelangrijke zaken. Het zich verzetten tegen trivialiteiten is verspilling van energie; het vestigt nodeloos de aandacht op onszelf en roept strijd op. Dus getuigt het van gezond verstand om ons tot op zekere hoogte aan te passen aan onze omgeving en aan de normale omstandigheden. Volledige aanpassing is echter onwenselijk, want dat gaat de ontwikkeling van het individu tegen, alsook de verbeteringen in de menselijke samenleving. Wat traditie genoemd wordt is vaak de druk die de maatschappij uitoefent op het individu om zich in een keurslijf te persen. Natuurlijk zijn er waardevolle tradities en gebruiken, maar ook bijgeloof en gewoonten die door de eeuwen heen tot ons gekomen zijn die volledig van betekenis gespeend zijn en zelfs schadelijk.

Tot op zekere hoogte wordt orde in de maatschappij in stand gehouden door op te leggen wat door langjarige ervaring bekend is als weldadig. Ouders doen er goed aan een kind ertoe te brengen zijn tanden te poetsen of een douche te nemen, ook als hij of zij dat niet wil. Maar zulke dwang mag niet verder gaan dan een bepaald punt. De burger dient de wet te gehoorzamen, maar moet hij wetten ook volgen als deze hoogst onrechtvaardig zijn? Dus is het belangrijk bedachtzaamheid te ontwikkelen en dadelijk alle tradities en door mensen ingestelde conventies te onderzoeken en te heronderzoeken.

De vooraanstaande wetenschapper Dr. R.A. Mashelkar schrijft over de bronnen van wetenschappelijke creativiteit (The Theosophist, maart 2002):

‘Mentale barrières beperken creativiteit. Deze te herkennen en te overwinnen is cruciaal voor het verbeteren van wetenschappelijke creativiteit… Een aandachtspunt komt vast te zitten in het mentale landschap. Wat voorbij de barrière ligt wordt niet alleen onbekend, maar onvoorstelbaar. Men kan grote verbeteringen van creativiteit bereiken door de moed te ontwikkelen om mentale barrières te herkennen en te overwinnen… Het vermogen te zien wat alle anderen zien, maar te bedenken wat niemand anders bedenkt is het kenmerk van een groot wetenschapper.’

Wetenschappers wordt geleerd niets als vanzelfsprekend aan te nemen, maar alles te bevragen en te onderzoeken, honderd keer of meer als dat nodig is. Zelfs dan roesten mentale patronen vast en stelt iedereen vragen langs dezelfde lijnen; daardoor worden er geen nieuwe antwoorden op een probleem verkregen. Er heeft een aantal opmerkelijke doorbraken plaatsgevonden omdat iemand een onverwachte of zelfs bizarre vraag stelde.

In het spirituele vlak is het nog belangrijker dat het denkvermogen volkomen open blijft en niet verstrikt raakt in bekende patronen. De meest serieuze problemen ter wereld doen zich voor wanneer een gebrek aan begrip voor relaties en gebruikelijke concepten over de verhouding tussen goeroe en discipel, ouder en kind, de ene gemeenschap en de andere, doorgegeven worden van de ene generatie naar de andere, zonder dat iemand daar vragen over stelt. Dit is de basis voor tegenstrijdige principes en conflicten die dan inheems kunnen worden in de menselijke samenleving.

Ieder lid van de TS onderschrijft haar doelstellingen. Hierdoor geeft hij zijn waardering aan voor de noodzaak een nieuwe menselijke samenleving teweeg te brengen waar samenwerking en broederschap heersen.

204        Theosofia 107/6 · december 2006

Ieder lid van de TS onderschrijft haar doelstellingen. Hierdoor geeft hij zijn waardering aan voor de noodzaak een nieuwe menselijke samenleving teweeg te brengen waar samenwerking en broederschap heersen. Maar als zijn verstand steeds geconditioneerd wordt door traditie en conventionele denkbeelden uit de buurt, kan hij verschillen in stand houden in plaats van broederschap te bevorderen. Om die reden rust op ons de verplichting na te denken. Imiteren wij de wereld als geheel en scheiden wij de belangen van ons gezin van die van anderen, mijn natie van andere naties, enzovoort? Om onszelf te bevrijden van gewoontes die zich in ons brein hebben vastgezet moeten wij leren er steeds meer bewust van te worden dat conformiteit en imiterend denken de oorzaak zijn van stagnatie in de maatschappij en van het ontbreken van creativiteit in het individu.

Wie is de echte schuldige?

Bepaalde aspecten van de huidige samenleving moeten gezien worden als essentieel voor vooruitgang op het materiële niveau. Deze positieve veranderingen omvatten onder meer het beschikken over warm en koud stromend water en verwarmingsfaciliteiten in koude landen. Wereldwijd modern sanitair is ongetwijfeld een enorme verbetering vergeleken bij het op straat gooien van vies water en andere gewoonten die vroeger bestonden. Zulke gemakken maken deel uit van de materiële zegeningen waar de moderne mens van geniet en vormen de aanleiding voor illusies over het hoge niveau van onze cultuur.

Maar er is ook veel mis met onze levenswijze; de wereld is vol met tekenen van morele zwakte. Het in Londen verschijnende blad Financial Times van 13 juli 2003 schrijft dat een twaalfjarige jongen in het Japanse Nagasaki heeft toegegeven een vierjarig jongetje vermoord te hebben, wiens lichaam gevonden werd nadat het van een gebouw van zeven verdiepingen naar beneden gegooid was. Zes jaar geleden onthoofdde een 14-jarige jongen in het Japanse Kobe een kind van 11 en legde het hoofd van zijn slachtoffer bij het schoolhek. Als gevolg daarvan werd de Jeugdwet veranderd, zodat de leeftijd waarop kinderen verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor hun daden verlaagd werd van 16 naar 14 jaar. Nu wordt er een verdere leeftijdsverlaging geëist zodat jonge ‘criminelen’ berecht en gestraft kunnen worden.

Dit is geen probleem dat beperkt blijft tot Japan. De moord op een klein kind in Engeland, niet lang geleden, door twee oudere schoolgaande jongens bracht een grote schok teweeg en de woede van het publiek maakte het noodzakelijk dat de jonge ‘moordenaars’ beschermd werden tegen aanvallen en dat tenslotte hun identiteit veranderd werd. Volgens bovenstaand verslag eiste ook in Japan een regeringsminister, verantwoordelijk voor jeugdzaken, dat de schuldige 12-jarige ‘door de straten gesleept en onthoofd’ moest worden.

In een aantal landen zijn schoolklassen onbeheersbaar geworden en worden docenten bedreigd door degenen die vroeger nog als kinderen beschouwd zouden zijn. Het pesten van jongere leerlingen door ouderen, in India en elders, heeft zulke grote vormen aangenomen dat dit van tijd tot tijd uitmondt in de zelfdoding van de slachtoffers. Bij het overzien van dit hele scenario dienen belangrijke vragen gesteld te worden. Een regeringswoordvoerder in Japan, bijvoorbeeld, die reageert op de meest recente tragedie in Japan, stelt de vraag: ‘Is dit een misdaad, begaan door één jongen, of is het iets waar de hele samenleving over na moet denken?’

Kinderen ruziën altijd wel eens ergens over, of geven elkaar klappen, maar je heil zoeken in moorddadig geweld is niet normaal. Welke factoren in onze samenleving zorgen ervoor dat agressie en geweld zich vastzetten in het denken van kinderen op jonge leeftijd? Vroeger werden kinderen die opgroeiden in de ellendige armoede van industriële samenlevingen misdadigers, omdat zij gedwongen werden elkaar  agressief te beconcurreren, te liegen en te stelen voor voedsel en alleen al om te overleven. Zoals Dickens in zijn werk heeft aangetoond waren er criminele mensen die klaarstonden om hulpeloze wezen en anderen te ronselen om hun het misdadig handwerk te leren.

Theosofia 107/6 · december 2006        205

Maar de voorbeelden van jeugdmisdaad zoals hierboven vermeld komen uit welgestelde samenlevingen.

Is het soms het gevolg van het feit dat immoraliteit, geweld en obsceniteiten voortdurend via de televisie en andere media gepropageerd worden? Misschien gaan kinderen die hiernaar kijken onbewust geloven dat misdaad en immoraliteit deel uitmaken van het gewone leven. Niet lang geleden was er in een Europees land een geval waarin een aantal schooljongens een medescholiere verkrachtte, omdat ze dachten dat men dit moet doen bij meisjes. Wanneer kinderen heel weinig zorg en aandacht krijgen van ouders die het te druk hebben met hun beroep of pleziertjes om zich te bekommeren om hun kroost, kunnen die kinderen ideeën krijgen over het leven via de krachtige visuele beelden die hen door de media voorgeschoteld worden.

Er gaan steeds meer vrouwen uit werken terwijl ze hun kinderen alleen thuis laten, alleen laten eten en doen waar ze zin in hebben. Thuisblijven om voor kinderen te zorgen wordt niet langer beschouwd als een belangrijke taak voor een moeder. In Japan zijn naar men zegt de meeste vaders ‘afwezigen’ thuis, waarbij hun dagen bijna volledig in beslag genomen worden door het forenzen en de lange werktijden. In zulke gevallen bestaat er nauwelijks enige communicatie tussen ouders en kinderen.

In traditionele samenlevingen zoals die nog bestaan in Azië en in de zich ontwikkelende wereld treden tantes, oma’s en zelfs buren vaak op als ‘ouders’. Gezinnen met nauwe familiebanden hadden hulpkrachten achter de hand om in te springen bij allerlei huiselijke problemen. Maar naarmate de arme landen moderner worden en zich commerciëler oriënteren, veranderen de familieverhoudingen.

Het probleem van kinderen die anderen vermoorden en misdaden plegen zou wel eens het resultaat kunnen zijn van het verval van het netwerk van menselijke verhoudingen in een neerwaartse cultuur. Dit moet bij de wortel aangepakt worden en niet weggezet worden door alleen maar de strafleeftijd te verlagen of door jeugdigen die in de fout gaan te onthoofden.

De mening van de wereld keert zich tegen de doodstraf. Men heeft ontdekt dat het leven te ontnemen aan misdadigers de misdaad niet doet afnemen. Aan de andere kant ontdekt men van tijd tot tijd dat een onschuldig iemand berecht en ter dood gebracht is door vooroordelen of onjuist bewijsmateriaal. Levensbeëindiging van onvolwassen jeugdigen die de implicaties van hun handelen niet kunnen begrijpen is ook een misdaad. De doodstraf zal alleen maar zielen in nieuwe lichamen sturen met dezelfde karaktereigenschappen die zij voordien hadden. Vanuit theosofisch standpunt gezien is onderwijs, ook al is het misschien inspannend en tijdrovend, alsook het voorbeeld en begrip van degenen die de leiding hebben de enige manier om criminelen te redden en de maatschappij van misdaad te verlossen. Recente experimenten, uitgevoerd door progressieve leidinggevenden in gevangenissen, met meditatiesessies en andere educatieve programma’s, hebben succes gehad. De woede van het publiek zou geen beslissende factor mogen zijn, omdat zulke woede altijd irrationeel is.

Uit: The Theosophist, oktober 2003

Vertaling: A.M.I.