TVN Home » Tijdschrift Theosofia » Archief » 2006 » Februari » Vele Paden naar de Ene Waarheid, Radha Burnier
Radha Burnier

Vele Paden naar de Ene Waarheid, Radha Burnier

Wij geloven allemaal dat wat we zien en weten feiten zijn. Voor iedereen die iets ziet is dat werkelijk. Voor iemand die droomt is de droom werkelijk. Voor iemand wiens hersenen niet goed functioneren, lijken de dingen ook werkelijk.

Stel je voor dat iemand pijn lijdt, fysiek of psychisch pijn lijdt; stel dat de arts zegt dat hij geen pijn heeft, dan blijft de pijn wel aanwezig. Niemand kan die pijn zo maar wegnemen. Wat in ons bewustzijn aanwezig is, is werkelijk, doch niet gelijk aan het beeld dat andere mensen in hun bewustzijn hebben.

Laten we ons een lammetje voorstellen dat dartelt in de wei. Voor sommigen is dat louter vreugde om naar te kijken. Voor anderen is het een winstobject: wat is de geldwaarde van zo’n diertje? Weer een ander ziet het als een gastronomisch object, voor weer een ander is het een deel van het Ene leven.

Hoe komt het, dat iets zo verschillend ervaren wordt? Voor iemand die open van aard is, is iets een vreugde, voor iemand die hebzuchtig is, is het een materieel iets en voor een religieus mens is het een symbool van het Heilige. Zo ontstaat het probleem van het zien van de dingen zoals ze zijn.

De gehele wereld bestaat in ons persoonlijk bewustzijn. Voor een angstig iemand is de wereld gevaarlijk. Voor iemand die hebzuchtig is, bestaat de wereld uit dingen die je wilt hebben, voor een puur en zuiver iemand is de wereld een mysterie en vol vreugde.

De dingen lijken slechts in zekere zin te zijn zoals wij ze zien. Er zijn meerdere mogelijkheden waardoor wij een onjuist beeld kunnen zien. In oude tradities werd de wijsheid verbeeld door een slang. Kijk je naar een touw en denk je dat het een slang is, dan word je bang. Dan kunnen er twee dingen gebeuren: als het echt een slang is en je wordt bang, is dat reëe;, als het een touw is en je wordt bang, is dat niet reëel. De gedachte projecteert het beeld van de slang op het touw, omdat (ten eerste) het donker is, dat verduistert het eigen ervaren (maya), en ten tweede door rusteloosheid (rajas).

Theosofia 107/1 · februari 2006        3

Je moet iets goed inschatten. Het is het denkvermogen dat de mens goed of slecht maakt.

In De Geheime Leer zegt HPB, dat er mensen zijn die naar een schilderij kijken en niet zien dat het kunst is. Dat zijn mensen met een onderontwikkeld denkvermogen (tamas). Maar als het denkvermogen meer ontwikkeld is, zien die mensen harmonie in een tekening. Een mens met een meer ontwikkeld denkvermogen ziet meer: hij ziet de schoonheid van de natuur en van het universum.

Er is veel verschil in het objectieve waarnemen van mensen en soms correspondeert dat niet met de werkelijkheid. Het leven is een wisselwerking tussen dat wat was en is en dat wat ervaren wordt. Daarom zijn geld en macht vaak belangrijk, totdat de mens ervaart dat deze dingen niet echt gelukkig maken. Zij veroorzaken lijden, totdat de mens wakker wordt.

Wat gebeurt er in ons leven en in ons bewustzijn? Er zijn mensen die gezien hebben, dat alle dingen maya zijn, dat de dingen anders zijn dan zij in werkelijkheid zijn. Langzaam groeit het inzicht dat feiten nog geen waarheid zijn. Er zijn mensen die appels van de bomen hebben zien vallen, maar het was Isaäc Newton die de relatie zag tussen het vallen van de appel en de aantrekkingskracht van de aarde. Vroeger verwarde dat de mensen, omdat zij die relatie niet voelden. Dat maakte hen angstig.

Veel mensen vragen zich wanhopig af wat leven is, dan komen er vragen als: ‘Waarom gebeurt mij dit?’ Maar zij die weten dat er een natuurwet achter schuilt, de wet van karma, weten en realiseren zich dat vreugde en pijn niet belangrijk zijn: belangrijk is hoe je er op reageert.

De Bhagavad Gita geeft een aantal tegenstellingen weer ter waarneming en lering van wat de oorzaak achter de dingen is:

Hij, die hier op aarde het aldus in beweging gebrachte wiel der schepping niet doet wentelen, maar zondig is van levenswandel en genietend van bevrediging der zinnen, o zoon van Pritha, leeft tevergeefs. Bhagavad Gita III : 16. (Ankh Hermes, vert. Dra. C. Keus)

In ‘Licht op het Pad is een mooie tekst, die wij ons vast wel herinneren:

Beschouw met ernst alle leven, dat u omringt. Licht op het Pad II: 9.

Kijk serieus in je eigen hart. Dat is nodig om ontvankelijker te worden. Dan kunnen we wijzer reageren.

Het grootste deel van ons leven bestaat uit automatische reacties, dan kijken we niet serieus met ons hart. We voelen ons gewond, of beschadigd en we zeggen: ‘als de omstandigheden anders waren geweest, dan had ik anders gehandeld’, maar beetje bij beetje ga je je ontwikkelen. We moeten ons realiseren wat er werkelijk is, We projecteren slechts wat er altijd al was vanuit onze herinnering.

Het grondbeginsel is in ons en buiten ons, het kan niet gezien of gehoord, gevoeld of geroken worden, maar alleen ervaren worden als we ontvankelijk zijn. Als we dat niet begrijpen, zullen we niet tot een werkelijk beeld komen, tot een veranderd inzicht komen, hoewel dat niet voor iedereen hetzelfde is.

Wij kunnen een zaadje zaaien en wachten hoe het groeit, hoe het eruit gaat zien, hoeveel takken het heeft enz. Het zaadje zal groeien uit eigen kracht. Als we konden begrijpen waarom het zaadje van een pijnboom alleen een pijnboom kan worden, dan zouden we beter begrijpen hoe het leven in elkaar zit.

Er zijn enkele mensen die proberen de relatie te begrijpen tussen dat wat gezien kan worden en dat wat niet gezien kan worden. Rupert Sheldrake zegt dat alles al in het concept zaad bestaat in de universele goddelijke gedachte. Ook Plato zei iets dergelijks. Maar het zaad weet hoe het moet beantwoorden aan die universele goddelijke wet. Deze wet heeft vele niveaus. De Boeddha’s schijnen deze in alle dimensies te kennen. Hun eindige denkvermogen is boven deze niveaus uitgegroeid naar een nog hoger niveau. Dat is ook het doel van de mens.

Kijk serieus in je eigen hart. Dat is nodig om ontvankelijker te worden. Dan kunnen we wijzer reageren.

4        Theosofia 107/1 · februari 2006

We kunnen een plant niet verplichten in een andere vorm te groeien. Alle schepsels groeien naar dat, wat er is in het universele denkvermogen en wij kunnen een omgeving scheppen waarin dit bereikt kan worden. Niet alle planten groeien onder dezelfde condities. Ieder schepsel heeft de condities nodig die bij hem horen. Sommige schepsels hebben b.v. een spirituele omgeving nodig. Er zijn condities denkbaar, die niet geschikt zijn voor sommige planten, b.v. een banaan in de arctische gebieden, maar wat alle planten, ook en vooral de ‘mensplant’ nodig heeft is: vriendelijkheid, harmonie, rust enz.

Als er geen goede wil, geen liefde, geen harmonie is, maar b.v. wel haat, kan de mensplant niet groeien in de richting van bewustzijn van de werkelijkheid. Kwade wil is een groter probleem voor de ontwikkeling van de mens, dan een bananenplant die zich probeert te ontwikkelen in IJsland. Er zijn dus obstakels en we zouden moeten zoeken naar ontwikkelingsmogelijkheden in de diepere lagen, zodat we kunnen groeien naar het werkelijke, het tijdloze. Zolang we die dimensie niet raken, hebben we de Waarheid niet aangeraakt, want er is geen verschil tussen het werkelijke en de Waarheid.

Men heeft wel gesproken over verschillende paden en over kennis van het Innerlijk Pad.

Goethe zegt: ‘Onder alle schoonheid ligt een diepe Waarheid.’ Maar onze gevoelens zijn beperkt. Een hond ruikt duizend maal meer dan wij, dus hij ervaart een heel andere wereld dan wij. Gevoelens hebben ook iets van voorkeur en afkeer. Deze gevoelens moeten tot rust gebracht worden en wij moeten onze vooroordelen overwinnen. Het Pad van Kennis is het Pad van Zelfkennis. Als wij dat pad gaan, zullen onze beperkingen minder worden en ook het egoïsme zal langzaamaan verdwijnen. Als er egoïsme in het spel is, dan is alle werk doelloos. Men zegt soms dat, als men niet intellectueel is, dat minder waard zou zijn dan het Pad van Devotie, maar dat Pad van Devotie, van volledige overgave, kan leiden tot ongekende hoogten in het ervaren van Waarheid. Dat is een belangrijk onderwerp in de Bhagavad Gita.

Dan is er nog het Pad van Dienst: meer belangstelling hebben in de vooruitgang van een ander, dan in die van jezelf. Er zijn mensen die alleen aan zichzelf denken en woorden als: ‘mij, mijzelf en ik’ (me, myself and I) zijn hun meest gebruikte woorden. Dat soort denken moet gestopt worden. Keer je naar de ander toe en zie wat die ander nodig heeft: dat geeft grote wijsheid.

Devotie kan soms emotioneel zijn. Theosofie denkt dat er een synthese van het Pad van Dienst en het Pad van Devotie mogelijk moet zijn. Krishna op het Pad van Vreugde, dat is onze aard.

Annie Besant zei eens: ‘Hebt u wel eens een gelukkig mens gezien die vroeg hoe hij ongelukkig kon worden?’ Alle onbewuste schepselen zijn gelukkig, arme kindertjes, vogeltjes, alle dieren. Zij zijn gelukkig, zolang de mens maar niet ingrijpt. Gelukkig zijn is niet hetzelfde als tevreden zijn. Gelukkig kan je zijn met of zonder iets.

Elk levend schepsel moet groeien naar zijn eigen aard. Goede voorwaarden zijn niet voldoende voor een plant, een plant moet ook zelf de kracht ontwikkelen om te groeien.

Wij benadelen mensen door hen te verplichten te groeien op een door ons vastgestelde manier, iets wat b.v. orthodoxe godsdiensten doen. Wij moeten juist zoeken naar dat wat goed is voor de ander en we moeten die ander de kans geven naar zijn/haar eigen aard te groeien.

Deze lezing werd gehouden bij de opening van het Inter-Amerikaans Congres te Costa Rica op 14 september 2005. Bij het maken van dit artikel is gebruik gemaakt van de notities van Wies Kuiper.