TVN Home » Tijdschrift Theosofia » Archief » 2007 » Augustus » Boek en Periodiek
Wereld in Crisis, Jiddu Krishnamurti

Boek en Periodiek

J. Krishnamurti, Een wereld in crisis. Leven in onzekere tijden. Vertaling Chandra Moonen, samenstelling en bewerking David Skitt. Oorspronkelijke titel: Facing a world in crisis (Krishnamurti Foundation Trust 2005). Ankh Hermes 2006, ISBN 90 202 8426 6. 19,50.

Al in het eerste hoofdstuk zegt Krishnamurti:“De ware betekenis van filosofie is het begrijpen van de waarheid in het dagelijkse leven, in de dagelijkse handelingen, wat hoegenaamd niets van doen heeft met christendom, boeddhisme, hindoeïsme of welke specifieke cultuur ook”. De georganiseerde religies conditioneren het denken van de mens door angst en straf. De psychologen doen dat door middel van beloning. Twee kanten van dezelfde medaille. Kan het denken (the mind, in het boek vertaald als de geest) dat oppervlakkig maar ook diep onbewust is geconditioneerd door religie, door de maatschappij, door opvoeding en rivaliteit, agressie en geweld, kan dat denken worden getransformeerd? Kan het vrij zijn van alle motieven? Kan het onderzoeken en vrij blijven van elke conclusie? Een helder fris denken dat observeert en niet verdeeld is zodat zuiver inzicht kan ontstaan? Observerend gewaar zijn betekent inzicht zonder conclusie. Handelen vanuit het inzicht en niet vanuit de conclusie. Het trekken van een conclusie gebeurt op basis van een idee, een beeld of een symbool. Zo werkt het denken. De dingen worden niet gezien zoals ze zijn maar ze worden omgezet door het denken naar iets bekends. Er is dan geen plaats voor nieuwe inzichten. We moeten ons afvragen waarom het denken tussenbeide komt en een conclusie trekt als er sprake is van waarneming.

Het denken is heel beperkt en meetbaar, hoewel het de meest uitzonderlijke dingen heeft gedaan. Het heeft prachtige steden gebouwd en het heeft technisch heel veel bereikt. Maar het heeft ook de hele oorlogsmachinerie bedacht, de vernietiging van de natuur, de vervuiling van de aarde. En het heeft ook de zogenaamde religies over de hele wereld voortgebracht. Het denken heeft de mensen verdeeld in ‘ik’ en ‘niet ik’ in ‘wij’ en ‘zij’ in hindoes, boeddhisten, communisten, socialisten, liberalen, de gevestigde orde enzovoort. Door deze verdeling ontstaan slechts afscheidingen en geen relaties. Het denken is noodzakelijk daar waar je de weg naar huis moet vinden of een boek wilt schrijven. Het is een reactie op herinneringen op kennis en ervaring en dat is het verleden. Het denken projecteert de toekomst via het heden door het heden te wijzigen, vorm te geven en te ontwerpen als de toekomst.

Als het denken onpersoonlijk is, gebaseerd op de verzamelde kennis van de wetenschap heeft het een logische en efficiënte functie. Ook dan functioneert het nog steeds in het gebied van het bekende. Het denken is het gevolg van tijd. Het functioneert in de ruimte die het zelf schept, en die ruimte is het ‘ik’ en het ’u’. Het denken is het product van kennis, tijd, evolutie, werktuigelijke filosofie en wetenschap die alle gebaseerd zijn op het denken. Toch wordt er zo nu en dan iets totaal nieuws ontdekt waarbij het denken geen rol speelt; iets dat niet het gevolg is van een gedachte. Het wordt wel vertaald in termen van het denken, in termen van het bekende. Maar op het moment dat zo iets totaal nieuws wordt waargenomen is kennis afwezig. Een dergelijk denken hebben we nodig. Een denken dat plaats maakt voor inzichten in het onbekende.

De in deze rubriek gerecenseerde boeken zijn voor uitleen beschikbaar in de Theosofische Bibliotheek te Amsterdam.

164        Theosofia 108/4 · augustus 2007

Het bewustzijn bestaat nu uit nationalisme en uit ontelbare dingen uit de opvoeding en omgeving. Die inhoud bakent het bewustzijn af, het trekt de grenzen en bepaalt zo wat het bewustzijn is. Maar als die inhoud er niet is ontstaat er een bewustzijn zonder grenzen, er is ruimte. Ruimte zonder middelpunt en zonder omtrek. De afscheidingen vallen weg en het geheel kan worden waargenomen. Dat kan zich alleen voordoen wanneer het denken inziet dat het vanwege zijn aard fragmentarisch is, dat het niet het geheel kan waarnemen. Als het denken als waarnemer wegvalt wordt het waarnemen totaal. Al het fragmentarische, het verdelende is verdwenen men ziet het geheel. Het geheel is een wereld die niet verdeeld is door het denken. Krishnamurti geeft aan: “Een inzicht is niet van mij of van u; het is van ons, het is intelligentie. Als er sprake is van die intelligentie zullen we het juiste doen omdat we het zien”. Dat zien is een totaal ongekleurd inzicht in de natuurlijke wetten van bestaan.

Als er geen gehechtheid aan het verleden is, heeft het verleden zijn waarde die gebruikt kan worden als kennis maar het leven is dan een voortdurende vernieuwing in het veld van het onbekende waarin sprake is van leren, van bewegen. Er is dan een totaal ander soort leven.

Zolang het denken functioneert moet het functioneren volgens het verleden en zich op de toekomst projecteren, van het bekende naar het bekende. Er kan niets nieuws plaats vinden. Om iets nieuws te kunnen ontdekken moet het denken stil zijn. De hersenen moeten stil zijn, maar actief wanneer dat van hen gevraagd wordt. Het probleem is dat het gaat om een zeer stil, uiterst subtiel, snel, sensitief denken dat vrij is van het bekende en toch functioneert binnen het veld van het bekende. Die twee moeten voortdurend samengaan willen we een andere mens tot stand brengen. Waar niets door het denken bij elkaar wordt gebracht ligt de werkelijkheid. Inzicht ziet die werkelijkheid.

Het boek Een wereld in crisis. Leven in onzekere tijden bestaat uit twee delen. Het eerste deel bevat toespraken die Krishnamurti gehouden heeft in Saanen in 1972. Het tweede deel  bestaat uit de laatste toespraken die hij gehouden heeft in Brockwood Park in 1985.

Het duidelijker gaan waarnemen van waarden veroorzaakt een crisis in de wereld. Afscheidende nationaliteit, religie of politieke ideologie lijken gevaarlijk in strijd met een werkelijkheid die loyaliteit vraagt met de menselijke soort als geheel in plaats van met het deel waar iemand denkt bij te horen, lezen we in de inleiding van David Skitt. Vooral in de laatste toespraken in Brockwood Park legt Krishnamurti de nadruk op het samengaan in plaats van te leven vanuit verdeeldheid. Het samen kijken naar de wereld, niet mijn wereld of uw wereld. Als het denken zich vastklampt aan een nationaliteit of aan een partij of als het zich ziet als christen of moslim is het beperkt en bekrompen en egoistisch en draagt het bij aan de problemen in de wereld.

Krishnamurti onderzoekt de implicaties van de veranderende wereld waar we allemaal aan deelnemen. Zijn taal is heel direct maar hij gebruikt zijn eigen termen die het gevolg zijn van zijn inzicht. Die termen liggen beter in het Engels dat Krishnamurti sprak maar een Nederlandse vertaling van de bovengenoemde toespraken is meer dan welkom en een noodzakelijke bijdrage aan het verspreiden van Krishnamurti’s unieke leringen.

FvI

Theosofia 108/4 · augustus 2007        165

Michel Onfray, Atheologie. De hoofdzonden van jodendom, christendom en islam.

Uitgeverij Mets & Schilt 2005, ISBN 90 5330 4584 20. Vertaald door Anneke van der Straaten en Harrie Nelissen. Oorspronkelijke titel: Traité d’athéologie – Physique de la métaphysique (Grasset & Fasquelle 2005).

Het boek gaat over de misleidingen van de drie monotheïstische godsdiensten: het jodendom, het christendom en de islam. Onfray schrijft: “De christen die op vrijdag vis eet lacht om de moslim die weigert varkensvlees te eten – die op zijn beurt weer de jood uitlacht die schaaldieren verwerpt. De Loebavitsjer die knikkebolt voor de Klaagmuur kijkt met verbazing naar de christen geknield op een bidstoel, terwijl de moslim zijn bidkleedje uitrolt in de richting van Mekka. Toch herkent niemand de balk in zijn eigen oog”.

Die balk zou te maken hebben met de onwil van de mens de waarheid onder ogen te zien. De misleidingen van de religies komen voort uit de grote angst voor het niets, de onmogelijkheid om de dood als een natuurlijk, onvermijdelijk proces te accepteren; een proces waarmee we een vergelijk moeten treffen, en waar alleen de intelligentie iets tegenover kan stellen.

Een atheïst is iemand die het bestaan van God ontkent. Hij ziet het hooguit als verzinsel van de mensen om te trachten te overleven ondanks de onafwendbaarheid van de dood. Het woord atheïst wordt misbruikt door de politiek waar het dient voor het buiten spel zetten, opsporen of hekelen van het individu dat gelooft in een andere god dan die waarop de autoriteit van dat moment op die plek zich beroept voor zijn macht. Omdat God zelf stil is, onzichtbaar en onbereikbaar wordt er ruimte geboden aan het geklets van zijn dienaren, die gebruik en misbruik maken van het atheïsme. Hij die niet in hun God gelooft, dus in hen, is onmiddellijk een atheïst. Hij wordt gezien als een immoralist die moet worden opgesloten, gemarteld of zelfs ter dood gebracht.

Het atheïsme dateert uit 1532. Het woord atheïst bestaat al in de tweede eeuw van de christelijke jaartelling, als de christenen de atheos afwijzen en atheïsten stigmatiseren als zij die niet geloven in hun god die op de derde dag is verrezen.

De monotheïstische religies hebben de afkeer voor het stoffelijke vorm gegeven door een onstoffelijke wereld uit te vinden. Onfray schrijft: “In de Oudheid – in de ogen van de Kerk een verwerpelijke periode waar het de wetenschap betreft die werd bedreven – deden dogmatici van de enige ware godheid een beroep op Pythagoras (zelf gevormd in de traditie van het oosters religieus denken) en Plato om hun onstoffelijke wereld te bouwen”. Volgens Onfray lijken de ideeën van Pythagoras en Plato als twee druppels water op die van de monotheïstische godsdiensten en hebben zij hun luchtkastelen opgetrokken uit dezelfde substantie.

De oplossing zou dan liggen in het postmoderne atheïsme dat de theologische maar ook de wetenschappelijke referentie afschaft bij het construeren van een moraal. Niet God, noch de wetenschap maar filosofie, rede, nut, pragmatisme en individueel en sociaal hedonisme zijn aansporingen zich te ontwikkelen op het gebied van de zuivere immanentie, in het belang van de mensen, door hen, voor hen en niet door God, voor God. Een politiek waarbij de doodsdrift vervangen wordt door levensmoed. Het gaat erom de ander niet te beschouwen als een tegenstander maar om een relatie te kunnen opbouwen, hier en nu, en niet onder het toeziend oog van God of goden maar uitsluitend onder dat van de deelnemers zelf, in de meest volledige immanentie. Dan is paradijs niet meer een fictie voor de hemel maar een ideaal voor de rede in het ondermaanse.

166        Theosofia 108/4 · augustus 2007

In het laatste hoofdstuk over een postchristelijke werkelijkheid komt Onfray tot de conclusie dat er gestreden moet worden voor een postchristelijke wereldlijkheid die militant atheïstisch is en radicaal tegenstander van de keus tussen een westers joods-christelijke samenleving en een haar bestrijdende islamitische. Hij doet een beroep op het alternatieve denken van “lachers, cynici, hedonisten, atheïsten, sensualisten en wellustigen” omdat zij weten dat er maar één wereld bestaat en dat het aanbevelen van een achterwereld tot gevolg heeft dat we de enige echte wereld niet meer in ons voordeel kunnen gebruiken.

En daar ligt dan de vraag: “Is het alternatieve denken in staat om anders met het denken om te gaan dan de religies en de politiek en de wetenschap het tot nu toe deden?” Het ‘tot nu toe’ wordt schitterend beschreven door Onfray. Hij gaat er diep op in ook historisch. En hij is geestig en vooral Frans. De vertalers laten het gelukkig zo, de franse overtuiging van het gelijk blijft aanwezig.

Het boek heeft vier delen: Atheologie, Monotheïstische Godsdiensten, Christendom, en Theocratie. De bibliografie is ingedeeld naar de hoofdstukken en geschreven als een extra hoofdstuk met commentaar van de auteur. Er is geen index.

Onfray legt de zwakheid van de religies in het gemanipuleer van het menselijk denken. Dat doet ook de theosofische literatuur. Is er hoop voor dat denken? Verandert er iets als we niet meer een achterwereld maar een veronderstelde echte wereld in ons voordeel gebruiken? Het boek in de nu volgende bespreking zou licht kunnen werpen op die vraag.

FvI

De Uiteindelijke Werkelijkheid kan alleen direct gekend worden door hen
die zichzelf liefhebbend, zuiver van hart
en arm van geest hebben gemaakt.


Aldous Huxley