TVN Home » Nieuwsbrief » artikelen » Het overstijgen van verdeeldheid (Radha Burnier)

Het overstijgen van verdeeldheid (Radha Burnier)

19 oktober 2014

Dit artikel is geschreven in 2002, maar het is nog steeds actueel – kijk naar wat er in het Midden-Oosten gebeurt. Helaas zal het nog wel lange tijd actueel zijn, we verkeren immers nog in het Kali-yuga; zie het volgende artikel in deze nieuwsbrief van Wayne Gatfield. Daarom moeten we dag en nacht (niet allen wij theosofen maar alle mensen van goede wil) werken aan ‘het overstijgen van verdeeldheid’, om te beginnen in onze eigen omgeving.

Wat is de grote behoefte van onze huidige wereldwijd met elkaar verbonden wereld? Welke boodschap moet religie nu aan mensen geven? Wij zien conflicten tussen gewelddadige mensen van verschillend geloof, en religieuze vijandschap die aangewakkerd wordt door egoïstische mensen verlangend naar macht. Onder deze omstandigheden moeten wij ons niet zozeer bewust worden van wat een religie of de religies in het algemeen ons leren, maar van wat waarlijk religieus is.

Deze boodschap wordt verder uitgewerkt in het hierna volgende artikel van mevr. Radha Burnier, de vorige president van de Theosophical Society (Adyar). 31 oktober zal het een jaar geleden zijn dat zij overleed in haar 90e levensjaar.

Het overstijgen van verdeeldheid

Door Radha Burnier

De grote spirituele boodschappers die van tijd tot tijd op aarde zijn verschenen om de mensheid te verheffen, hebben altijd door de harde conditionering en beperkingen van hart en hoofd moeten heen breken; de conditionering die mensen ervan weerhoudt te luisteren naar leringen over innerlijke vrijheid en de weg tot wijsheid. Conditionering neemt in verschillende tijdperken en culturen verschillende vormen aan. Daarom legde iedere leraar nadruk op een ander aspect. Er is soms kritiek geweest van verdedigers van oosterse religies op het gebrek aan metafysische inhoud in het Christelijk geloof.

Maar wij zijn niet in een positie om te beoordelen of te bekritiseren wat verlichte mensen als noodzakelijk zagen voor de wereld in een bepaald tijdsgewricht. Toen Jezus geboren werd in Judea bestond er veel respect voor de wet, maar er was gebrek aan liefde. Hiernaar wordt verwezen in het prachtige gezang ‘Gather us in…’ van dominee G.Matheson, dat gebruikt wordt in het Rituaal van de Mystieke Ster dat uitgevoerd wordt in Adyar en op enkele andere plaatsen in de wereld. Jezus leerde de mensen bovenal wat ware liefde is, mededogen en dienstbetoon, omdat metafysica niet de grote behoefte was van die tijd om de onbalans in de bestaande cultuur en maatschappij van toen recht te zetten.

Wat is de grote behoefte van onze huidige wereldwijd met elkaar verbonden wereld? Welke boodschap moet religie nu aan mensen geven? Wij zien conflicten tussen gewelddadige mensen van verschillend geloof, en religieuze vijandschap die in veel gebieden aangewakkerd wordt tot machtige vuren van haat door egoïstische mensen verlangend naar macht. Onder deze omstandigheden moeten wij ons niet zozeer bewust worden van wat een religie of de religies in het algemeen ons leren, maar van wat waarlijk religieus is.

In antwoord op de moderne behoeften van de tijd sprak J.Krishnamurti herhaaldelijk over het religieuze denken en de religieuze geest die alle sektarische verdeling en egoïstische interpretaties overstijgen.

Zoals mevrouw Blavatsky duidelijk gezegd heeft: theosofie is niet een religie, maar religie als zodanig, die alle wezens verenigt in één harmonieus geheel. Het is een manier van leven die openstaat voor de transcendentale dimensie, die onze zintuigen en mentale percepties te boven gaat. Geen enkele echte religieuze lering werd ooit ergens gegeven zonder de aandacht te vestigen op dit aspect van het religieuze leven, maar de mensen vinden het gemakkelijk om dit te negeren en om door te gaan met hun gevechten en hun slachtingen.

In de huidige maatschappij, waar dodelijke wapens in overvloed aanwezig zijn en georganiseerde religies aan politiek doen, moet ware religie – de religie van eenheid – mensen helpen zich vrij te maken van de ernstige beperkingen die het denkvermogen in zelfzucht verankeren. Er bestaan beperkingen op ieder niveau van ons wezen en zij nemen allerlei vormen aan, maar de schadelijkste vorm is het zelfbewustzijn waarmee ieder individu zich onderscheidt van de anderen. Dit leidt tot twee andere beperkingen: beperkte sympathie en oppervlakkige kennis.

De meeste mensen voelen normaliter alleen sympathie voor een beperkt aantal mensen, en dan nog maar tot op zekere hoogte. Af en toe is deze sympathie intens en diep. Zelfs dan bestaat zij met betrekking tot enkelen, en slechts voor korte tijd. Alleen wanneer de stroom van sympathie verder gaat dan een kleine kring brengt zij iemand ertoe zichzelf volledig te vergeten, gedachten aan zijn eigen behoeften en gemak te laten varen en offers te brengen. Er ontstaat een ervaring van innerlijke vrijheid wanneer het hart niet ingeperkt wordt en universeel expandeert tot de vreugde van onbevooroordeelde liefde en vriendschap.

De tweede vorm van beperking is gelegen in het respect dat mensen hebben voor kennis. De moderne mens gaat prat op wat hij geleerd heeft over het universum. Hij onderzoekt de verre melkwegstelsels en kan zelfs een vluchtige blik werpen op gebeurtenissen uit het verleden die aangevoerd worden door het licht dat miljoenen jaren gereisd heeft. Toch is deze kennis zeer beperkt, omdat ze niet verder gaat dan het constateren van feiten en omdat het universum zo geheimzinnig is dat het onkenbaar lijkt. Kennis van het doel en de betekenis van het bestaan, van wetten en fundamentele beginselen, ligt buiten bereik van het onderzoek en de interesses van de moderne mens. Dus brengt kennis geen werkelijke vooruitgang.

Maar als onze sympathie en kennis niet beperkt zouden zijn, dan zou de grenzeloze, alles doordringende liefde en wijsheid die inherent zijn aan het universele leven, door het individuele bewustzijn kunnen vloeien.

De Bhagavad Gita begint met verklaringen over het goddelijk leven dat alle eindige dingen doordringt. Dat leven heeft geen begin of einde. Het ligt in u en mij en in alle andere wezens. Als het eenmaal gekend wordt of zelfs maar enigszins gevoeld, breekt het de verdeeldheid in het denken af en vergroot onmiddellijk het vermogen tot liefhebben en kennis. Religieus zijn is zich in toenemende mate bewust zijn van deze andere dimensie van de alomtegenwoordige levensenergie. Wanneer het bewustzijn dit voelt, ervaart het een kracht die weldadig is, schoonheid die vorm overstijgt en een diepe vrede.

Wij zijn feitelijk ondergedompeld in dit alles-doordringende bewustzijn, maar wij zijn ons daarvan niet bewust. Daarom blijft ons leven banaal, aards en betekenisloos.

Op een plaats zoals ons terrein in Adyar, geheiligd door de aanwezigheid van vele spiritueel geëvolueerde personen en de periodieke verschijning van een aantal Mahatma’s, kan men de aanwezigheid voelen van dat leven achter onze persoonlijkheid. Wanneer men alleen wandelt, zonder het gezelschap van andere mensen en van de psychische beelden en gedachten waarmee wij ons omringen, in relatieve rust en stilte, kunnen wij onszelf openen voor de andere dimensie. De kwaliteit van het bewustzijn verandert. Wij stellen onszelf in staat, tenminste af en toe in het dagelijks leven, ons meer gezegend te voelen, zelfs als er belemmeringen zijn of moeilijkheden van praktische aard. Dan leven wij niet in een wereldse stijl en zijn onze gedachten, intenties en handelingen niet zo zelfzuchtig. Zelfs enkele ogenblikken in ‘de sfeer van het eeuwige’ zorgen ervoor dat het zelf zijn greep op het denken verliest.

Gevoeligheid voor het goddelijke element, dat niet gekend kan worden door onze beperkte kennisinstrumenten, brengt een gevoel van nederigheid en een diep gevoel van respect teweeg voor iedere vorm van bestaan. De scherpe verdeling tussen wat ik mijzelf noem en de rest van het leven begint uiteen te vallen. Hoe meer ons hart vervuld raakt van de glorie en schoonheid van deze ongeziene dimensie, hoe minder wij denken op een beperkte, sektarische en innerlijk strijdige manier. Zoals veel mensen die studeren, weten, zegt Sri Krishna, dat wat ook maar glorieus, goed, prachtig en machtig is, voortkomt uit een fragment van zijn schittering. Naarmate de ogen zich openen voor de inwonende goedheid en schoonheid overal in het leven, doorbreekt het denkvermogen zijn beperkte situatie en begint zich te verenigen met het oneindige leven.

Hoe kunnen wij in deze zin religieus worden? Er staat een verhelderende illustratie in de Jivanmuktiviveka. Een moeder met een klein kind kan niet al haar normale verplichtingen laten liggen en de hele tijd met hem op schoot gaan zitten. (Evenmin kunnen wij noodzakelijke verplichtingen ontlopen). Zij legt de baby in de wieg terwijl zij staat te koken, de was doet of de afwas, bezoek ontvangt of een boek leest. Maar op het onderbewuste niveau is zij zich voortdurend bewust van het kind en hoort zij zijn zachtste geluidje. Precies zo moet ons onbewuste denkvermogen alert zijn op de onderliggende onverdeelde realiteit. Langzamerhand zal wereldwijde eenheid een feit worden naarmate individuen zich meer en meer bevrijden uit de gevangenis, gevormd door het zelfzuchtig begeerte-denken.

Uit: The Theosophist van juni 2002

Vertaling: A.M.I.