TVN Home » Nieuwsbrief » H.P. Blavatsky over onderwijs

H.P. Blavatsky over onderwijs

15 april 2015

Vooruitziend naar het seminar ‘Revolution in education’, elders in deze nieuwsbrief genoemd, is het goed om in De sleutel tot de Theosofie de opvattingen van Blavatsky nog eens na te slaan over wat vanuit een theosofisch gezichtspunt goed onderwijs genoemd zou kunnen worden.
Aangezien dit boek dateert uit 1889 is veel ervan nu niet meer op onze situatie van toepassing, door de maatschappelijke verandringen en de ontwikkeling van andere schoolsysytemen.
Maar veel van wat zij hier zegt is nog steeds actueel, en veel hervormingen die zij aanbeveelt zijn inmiddels ook al in gang gezet, hetgeen haar ongetwijfeld deugd zou doen. Hierbij een vrije vertaling van enige passages.

“Zou het werklijke doel van het onderwijs niet moeten zijn van de mensen hun wil te sterken, hun liefde voor de naaste en het gevoel van afhankelijkheid en broederschap bij te brengen, om zo het karakter te oefenen en te vormen voor het leven? Terwijl het er in de praktijk meer op lijkt dat het doel van het onderwijs is het slagen voor examens, en een training voor een leven van zelfzucht en de strijd om eer en salaris in plaats van een leven van welwillendheid.
Het moderne onderwijs met al die examens lijkt meer op een automaat voor het vervaardigen van intellect per ton. Op zijn slechts is het niet meer dan oefenen van het fysieke geheugen. Een echte gezonde ontwikkeling van het denk- en onderscheidingsvermogen is eenvoudig onmogelijk, omdat alles moet worden beoordeeld aan de hand van de resultaten van de vergelijkende examens. Terwijl de schoolopleiding van het allergrootste belang is voor de karaktervorming, vooral in morele zin, lijkt het meer op een voorbereiding op ‘de strijd om het bestaan’ waar ‘het overleven van de meest geschikten’ prevaleert.
Zo wordt het kind al gewend aan de idee dat het ‘ik’, het persoonlijke zelf, het enige doel in het leven is. Hier ligt de bron van alle latere ellende, en harteloze zelfzucht.
Daar komt nog bij dat het vakkenpakket wordt afgestemd op wat de economische werkelijkheid vraagt van de afgestudeerde jonge mensen.
Een goed en gezond onderwijsstelsel zou een krachtige en vrije geest moeten kweken, getraind in logisch en accuraat denken.
Aan kinderen moet vooral zelfvertrouwen worden geleerd, liefde voor alle mensen, altruisme, onderlinge verdraagzaamheid en in de eerste plaats logisch en zelfstandig denken. Wij zouden het voornoemde zuiver mechanistische geheugenwerk tot een minimum moeten terugbrengen en de leertijd beter kunnen besteden aan de ontwikkeling van de innerlijke zintuigen, vermogens en latente capaciteiten. We zouden ernaar streven ieder kind als een eenheid te behandelen en het zo opvoeden dat zijn vermogens zich op de meest harmonische en gelijkmatige wijze ontplooien, zodat zijn of haar bijzondere aanleg zich volledig en natuurlijk ontwikkelt. We zouden ons moeten richten op het vormen van vrije mannen en vrouwen, intellectueel vrij, moreel vrij, in alle opzichten onbevooroordeld en bovenal onzelfzuchtig”.