uit “Een weg tot zelfontdekking”, een uitgave van de UTVN.
Laten we eens bekijken hoe vooroordeel ontstaat en ook hoe een zekere mate van vervorming van onze kijk op de dingen onvermijdelijk is totdat we boven het denken uit kunnen stijgen en het leven kunnen bezien zonder de vervormende invloed ervan. We zagen reeds dat elk mentaal lichaam zijn kenmerkend stel trillingsmogelijkheden heeft als resultaat van zijn vroegere evolutie, zijn samenstelling en de verschillende manieren waarop het is gebruikt om te trillen bij het nadenken over verschillende vraagstukken. Sommige van deze trillingsmogelijkheden zijn werkzaam terwijl andere in sluimerende vorm aanwezig zijn als sanskara’s oftewel neigingen. De aanwezigheid van deze neigingen in het mentale lichaam levert in meerdere of mindere mate een wijziging op van elke gedachte of elk gezichtspunt dat het denken wordt voortgezet. De mentale indruk die in het bewustzijn wordt teweeggebracht is niet wat de binnenkomende gedachte in haar zuivere toestand zou moeten voortbrengen, maar de resultante van deze gedachte en de mentale neigingen die al in het mentale lichaam aanwezig zijn. Daarom is het heel duidelijk dat we nooit een ding of het onderwerp dat door de buitenaf komende gedachte wordt weergegeven kunnen zien zoals het werkelijk is maar altijd vervormd door onze eigen gedachten, terwijl we de neigingen die al in het denken aanwezig zijn voor we die gedachte van buitenaf ontvangen sluimerend kunnen laten of kunnen wegwerken. Dat tijdelijk ongebruikt houden of onwerkzaam maken van de werkzame of sluimerende neigingen van het denken is betrokken bij de handhaving van wat in het spraakgebruik een “open geest” heet en dit is een vermogen dat met heel veel moeite en pas na een heel strenge en langdurige mentale discipline wordt verkregen. De meeste mensen gaan door het leven met allerlei gekleurde brillen op waar ze alles door bekijken en ze zijn zich niet eens bewust van het feit dat er iets hapert aan hun kijk op de dingen en op de mensen om hen heen. Als zulke vooroordelen een uitgesproken aard krijgen en als het ware plaatsgebonden worden krijgen we de vreemdste vooroordelen die onze mentale gezichtskring binnen zeer enge grenzen inperken; we lopen met oogkleppen op en zijn soms vrijwel blind waar het die dingen betreft.
Uit het voorgaande kunnen we meteen opmaken hoe noodzakelijk het is heel voorzichtig te zijn met onze meningen en er niet aan vast te klampen zoals de meeste mensen doen. Want tenslotte zijn onze meningen niets anders dan een bepaalde manier naar de dingen kijken die we ons hebben eigen gemaakt door ons voorafgaande denken en die veranderd kan worden, ja zelfs veranderd zal worden naarmate we groeien en meer ervaring opdoen. Het betreft alleen maar voorbijgaande fasen van ons mentale leven, onderhevig aan veranderingen zoals al het andere in ons leven onderhevig is aan verandering. Als we duidelijk inzien dat onze mening over welke kwestie dan ook alleen maar één bepaald denkpatroon is te midden van ontelbare denkpatronen die tegelijkertijd kunnen bestaan en dat de onze niet noodzakelijkerwijs meer waarheid bevat dan andere denkpatronen, dan zullen we meer geneigd zijn tot verdraagzaamheid jegens de mening van anderen en minder gewicht hechten aan die van onszelf. Waarheid is iets dat ver boven meningen en bepaalde gezichtspunten ligt en alleen als we ons tot het gebied van de Werkelijkheid kunnen verheffen, zullen we alles in de juiste verhouding zien en zoals het in werkelijkheid bestaat.