Vrijheid
Vrijheid van denken
(Besluit van de General Council van de Theosophical Society, genomen te Adyar op 23-12-1924).
De Theosophical Society heeft zich wijd en zijd over de wereld verspreid en leden van alle religies zijn en worden er lid van zonder dat ze de specifieke dogma’s, leringen en geloofsovertuigingen van hun eigen geloof opgeven. Daarom is het wenselijk het feit te benadrukken dat er geen enkele lering, geen enkele mening is, door wie ook onderwezen of gekoesterd, die in enig opzicht voor enig lid van de Vereniging bindend is, dat er geen lering, mening is die niet vrijelijk door enig lid mag worden aangenomen of verworpen. Instemming met haar drie doeleinden is de enige voorwaarde voor lidmaatschap.
Geen leraar of schrijver, van H.P. Blavatsky tot nu toe, heeft enige autoriteit om zijn leringen of opvattingen op te leggen aan leden. Elk lid heeft evenveel recht om zich te verbinden aan elke school van denken welke hij/zij wenst te kiezen, maar hij/zij heeft geen recht om die keuze aan een ander op te dringen.
Noch een kandidaat voor enig werk, noch enige stemgerechtigde kan onverkiesbaar worden gemaakt of het stemrecht verliezen wegens enige opvatting die hij/zij heeft of wegens het lid zijn van een school van denken waartoe hij/zij zou behoren. Meningen of opvattingen geven geen recht op voorrechten en kunnen evenmin aanleiding zijn om strafmaatregelen te nemen.
De leden van de General Council vragen elk lid van de Theosophical Society ernstig om deze fundamentele principes van de Theosophical Society te verdedigen, te handhaven en ernaar te handelen, en ook onbevreesd zijn eigen recht te doen gelden op vrijheid van denken en van meningsuiting, binnen de grenzen van hoffelijkheid en rekening houdend met anderen.
Vrijheid van de Vereniging
(Besluit van de General Council van de Theosophical Society genomen te Adyar op 30-12-1950)
Terwijl de Theosophical Society bereid is tot samenwerking met alle andere lichamen waarvan de doeleinden en werkzaamheden een dergelijke samenwerking mogelijk maken, is zij en moet zij blijven een organisatie die van hen volkomen onafhankelijk is, aan niets gebonden dan aan haar eigen doeleinden, en erop bedacht haar eigen werk op de ruimste en meest omvattende wijze te volbrengen, zodat zij naar haar eigen doel voortschrijdt, zoals dit aangegeven is in, en door het naleven van deze doeleinden en van de Goddelijke wijsheid die in abstracte zin in de titel ‘The Theosophical Society’ besloten ligt.
Aangezien universele broederschap en wijsheid onbepaald en onbeperkt zijn en er verder volledige vrijheid in denken en handelen voor elk lid van de Vereniging bestaat, tracht deze steeds haar eigen kenmerkende en unieke karakter te bewaren door zich vrij te houden van aansluiting bij of vereenzelviging met enigerlei andere organisatie.